Verwarming en airconditioning

Voor een effectieve verwarming en koeling:
-
Verwarmen:

-
Koeling:

Als u de uitstromende lucht gekoeld wilt hebben, kunt u het airconditioningssysteem aanzetten.
Luchtcirculatie

De lucht kan naar de voetenruimte, de uitstroomopeningen in het dashboard of naar de voorruit stromen. Er worden vijf symbolen gebruikt om de standen VENTILEREN, BI-LEVEL, VERWARMEN, VERWARMEN/ONTWASEMEN en ONTWASEMEN aan te geven.
VENTILEREN (B, D, H)
De lucht stroomt naar het bovenlichaam en het hoofd. Daarnaast kan iedere uitstroomopening versteld worden om de richting van de luchtstroom te wijzigen.
Bi-Level (B, C, D, E, F, H)
De lucht stroomt naar het hoofd en naar de voetenruimte.
VERWARMEN (A, C, D, E, F, H)
De meeste lucht stroomt naar de voetenruimte en een klein gedeelte stroomt naar de voorruit, de zijruitontwaseming en de uitstroomopeningen opzij.
VERWARMEN/ ONTWASEMEN (A, C, D, E, F, H)
De meeste lucht stroomt naar de voetenruimte en de voorruit en een klein gedeelte stroomt naar de zijruitontwaseming en de uitstroomopeningen opzij.
ONTWASEMEN (A, D)
De meeste lucht stroomt naar de voorruit en een klein gedeelte stroomt naar de zijruitontwaseming en de uitstroomopeningen opzij.
Uitstroomopeningen dashboard



Met de hendel in de uitstroomopeningen kunt u de richting van de luchtstroom uit deze uitstroomopeningen afstellen, zoals aangegeven.
Temperatuurregelknop

Draai de knop naar rechts voor warme en hete lucht in het passagierscompartiment en naar links voor koelere lucht.
Luchttoevoer regelen


De stand van de luchttoevoer wijzigen:
-
Druk op de gewenste regeltoets

In de stand RECIRCULATIE wordt de lucht uit het passagierscompartiment door het systeem gerecirculeerd en, afhankelijk van de gekozen functie, verwarmd of gekoeld.
|
Type A
![]() |
Type B
![]() |
Het controlelampje in de toets gaat uit als de stand BUITENLUCHT is gekozen.
In de stand BUITENLUCHT stroomt de lucht van buitenaf het passagierscompartiment in. Deze lucht wordt, afhankelijk van de gekozen functie, verwarmd of gekoeld.

Door langdurig gebruik van de verwarming in de stand RECIRCULATIE (zonder dat de airconditioning is ingeschakeld) kunnen de ruiten beslaan en kan de lucht in het passagierscompartiment muf worden.
Bovendien kan de lucht in het passagierscompartiment extreem droog worden bij langdurig gebruik van de airconditioning in de stand RECIRCULATIE.

-
Langdurig recirculeren kan leiden tot een verhoogde luchtvochtigheid in het interieur, waardoor de ruiten kunnen beslaan en het zicht wordt belemmerd.
-
Ga niet slapen in de auto wanneer de airconditioning of de verwarming is ingeschakeld. Door een afname van de zuurstofconcentratie en/of de lichaamstemperatuur kunnen de inzittenden ernstig of dodelijk letsel oplopen.
-
Langdurig recirculeren kan slaperigheid veroorzaken, waardoor de bestuurder de controle over de auto kan verliezen. Schakel daarom zo veel mogelijk de stand BUITENLUCHT in.
Aanjagersnelheid regelen
Om de aanjager in te kunnen schakelen, moet de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in stand ON staat.
-
Om de aanjagersnelheid te wijzigen:
-
Draai de knop naar rechts voor een hogere aanjagersnelheid en naar links voor een lagere aanjagersnelheid.

-
Zet de aanjagerknop in stand 0.
De aanjager uitschakelen:
Airconditioning (A/C)

-
Druk op de toets A/C om de airconditioning in te schakelen (het controlelampje gaat branden).
-
Druk nogmaals op de toets om de airconditioning uit te schakelen.
Airconditioning 3e zitrij (indien van toepassing)

Airconditioningsysteem 3e zitrij inschakelen.

