Zoek enkel op titel
Home > Bestuurdershulpsysteem > Smart Cruise Control (SCC) > Instellingen Smart Cruise Control

Instellingen Smart Cruise Control

Smart Cruise Control

Met het voertuig ingeschakeld, selecteert u InstellingenVoertuigBestuurdersassistentieSmart Cruise Control op het infotainmentsysteem om de afstand, de acceleratie en de reactiesnelheid in te stellen.

Gebaseerd op de rijstijl

A: Rijcomfort

  1. Smart Cruise Control

  2. Gebaseerd op de rijstijl

Met het voertuig ingeschakeld, alsGebruikersinstellingenBestuurdersassistentieRijcomfortSmart Cruise ControlGebaseerd op rijstijl is geselecteerd op het instrumentenpaneel, of als InstellingenVoertuigBestuurdershulpRijcomfortSCC (Smart Cruise Control)Gebaseerd op rijstijl is geselecteerd op het scherm van het infotainmentsysteem, werkt de Smart Cruise Control op basis van de rijstijl van de bestuurder, zoals afstand tussen de voertuigen, acceleratie en reactiesnelheid.

De rijstijl van de bestuurder kan handmatig aangepast worden.

OPMERKING
  • Indien uitgerust met Gebaseerd op de rijstijl, kunnen de functies Gebaseerd op de rijmodus en Gebaseerd op de rijstijl geselecteerd worden op het scherm van het infotainmentsysteem door het selecteren vanInstellingenVoertuigBestuurdersassistentieSmart Cruise Control of vanuit het instrumentenpaneel door het selecteren van GebruikersinstellingenBestuurdersassistentieSmart Cruise Control.

  • Zolang Smart Cruise Control actief is terwijl Gebaseerd op de rijstijl geselecteerd is, kunt u de toets Voertuigafstand () ingedrukt houden, om de functie Gebaseerd op de rijmodus uit te schakelen. Houd de toets voertuigafstand () ingedrukt om de Smart Cruise Control te laten overschakelen naar Gebaseerd op rijstijl.

  • De Smart Cruise Control leert de rijstijlen van de bestuurder alleen aan wanneer de bestuurder het voertuig bestuurt.

  • Wanneer 'Gebaseerd op rijstijl' is uitgeschakeld, blijft de rijstijl van de bestuurder (afstand tussen voertuigen, acceleratie, reactiesnelheid) op hetzelfde niveau als 'Gebaseerd op rijstijl’.

  • Wanneer de stijlkoppeling van de bestuurder is in- of uitgeschakeld, kan de weergegeven rijstijl (inclusief afstand tussen voertuigen, acceleratie en reactiesnelheid) variëren tussen verschillende gecontroleerde stijlen.

Waarschuwingsmethoden

A: Bestuurdersassistentie

  1. Waarschuwingsmethoden

Waarschuwingsmethoden kunnen ingesteld worden als het voertuig in de ON-stand staat. Selecteer GebruikersinstellingenBestuurdersassistentieWaarschuwingsmethoden in het instellingenmenu op het instrumentenpaneel of InstellingenVoertuigBestuurdersassistentie → Waarschuwingsmethoden in het instellingenmenu op het infotainmentsysteem om de volgende instellingen te wijzigen:

  • Waarschuwingsvolume: Hiermee stelt u het volume van het waarschuwingsgeluid in. Als u het Waarschuwingsvolume uitschakelt, kan de functie u voor uw veiligheid toch met een laag volume waarschuwen.

  • Voelbare waarschuwing: De trillingswaarschuwing in het stuurwiel inschakelen.

  • Prioriteit rijveiligheid: verlaagt alle andere geluidsvolumes wanneer het Rijveiligheidssysteem een waarschuwing laat horen.

OPMERKING
  • Zorg ervoor dat de door u ingestelde waarschuwingsmethoden van toepassing kunnen zijn op de waarschuwingsmethoden van andere bestuurdershulpsystemen.

  • Ook wanneer het voertuig opnieuw wordt gestart, blijft de laatste instelling voor waarschuwingsmethoden behouden.

  • Het instellingenmenu is mogelijk niet beschikbaar voor uw voertuig, afhankelijk van de kenmerken en specificaties van het voertuig.

  • Het Waarschuwingsvolume en Voelbare waarschuwing kunnen niet tegelijkertijd uitgeschakeld worden. Wanneer een van de waarschuwingen wordt uitgeschakeld, wordt de andere geactiveerd.