Beperkingen van het Forward Collision-Avoidance Assist-systeem (FCA, ondersteuning botsing vermijden voorzijde)
In bepaalde situaties kan het zijn dat de radarsensor of de frontzichtcamera uw voorligger niet detecteert. Mogelijk werkt Forward Collision-Avoidance Assist (ondersteuning botsingsvermijding voorzijde) in deze gevallen niet op de juiste wijze. De bestuurder moet goed opletten in de volgende situaties waarin de werking van het FCA-systeem beperkt kan zijn.
De werking van de sensor kan in de volgende gevallen beperkt zijn:
-
Mogelijk werkt Forward Collision-Avoidance Assist niet gedurende 15 seconden na het starten van de auto of het inschakelen van de camera.
-
De frontzichtcamera of radar vóór is vervuild of geblokkeerd.
-
De cameralens heeft last van een getinte voorruit of een film of coating op de voorruit, beschadigd glas of vreemde voorwerpen (sticker, insect, enz.) op het glas.
-
Slechte weersomstandigheden zoals zware regen- of sneeuwval belemmeren het zichtveld van de radarsensor of camera.
-
Er sprake is van storing door elektromagnetische golven.
-
De radarsignalen worden onregelmatig weerkaatst.
-
De herkenning door de camera/radarsensor is beperkt.
-
Het voertuig vóór u is te klein om gedetecteerd te worden. (bijvoorbeeld een motor enz.)
-
Het voertuig vóór u is een voertuig of aanhanger met een dusdanig grote omvang dat deze te groot is om door het cameraherkenningssysteem te worden gedetecteerd. (bijvoorbeeld een tractoraanhanger enz.)
-
Het zichtveld van de camera is niet goed verlicht (te donker of te veel weerkaatsing of te veel tegenlicht dat het gezichtsveld beperkt).
-
Het voertuig vóór u heeft geen achterlichten of zijn achterlichten niet aan of hun achterlichten zitten op een ongebruikelijke plaats.
-
De helderheid van het omgevingslicht verandert plotseling (bijvoorbeeld wanneer u een tunnel in- of uitrijdt).
-
Licht van straatverlichting of een tegemoetkomend voertuig wordt gereflecteerd op een nat wegdek, zoals een plas.
-
Het gezichtsveld vóór u wordt belemmerd door de schittering van de zon of de koplamp van een tegenligger.
-
De voorruit beslaat; uw zicht op de weg wordt belemmerd.
-
Het voertuig voor u voert vreemde manoeuvres uit.
-
Het voertuig rijdt over onverharde of oneffen, ruige ondergronden of over wegen met plotselinge veranderingen in hellingsgraad.
-
Als u ergens rijdt waar metaal in de buurt is, zoals een bouwterrein, spoorlijn, enz.
-
Als u in een gebouw rijdt, zoals een ondergronds parkeerterrein.
-
De camera herkent het voertuig vóór u niet volledig.
-
De camera is beschadigd.
-
Er is onvoldoende omgevingslicht, zoals wanneer de koplampen 's avonds niet aanstaan of u door een tunnel rijdt.
-
Er hangt een schaduw over de weg door een middenberm, bomen, enz.
-
Het voertuig rijdt voorbij een slagboom.
-
De voorruit beslaat; uw zicht op de weg wordt belemmerd.
-
De achterzijde van het voorliggende voertuig is normaalgesproken niet zichtbaar. (de auto draait in de andere richting of de auto gaat over de kop.)
-
De slechte staat van de weg zorgt voor overmatige trillingen van het voertuig tijdens het rijden.
-
De herkenning door de sensor verandert plotseling wanneer u over een snelheidsdrempel rijdt.
-
Het voertuig vóór u verplaatst zich haaks op de rijrichting.
-
Het voertuig vóór u gaat overdwars stilstaan.
-
Het voertuig vóór u rijdt naar u toe of achteruit.
-
U bevindt zich op een rotonde en het voertuig vóór u rijdt helemaal rond.
-
U rijdt op een bochtige weg



De ondersteuning door het FCA kan beperkt zijn wanneer u over een bochtige weg rijdt.
Het is mogelijk dat het herkenningssysteem van de frontzichtcamera of de radarsensor een voertuig, voetganger of fietser vóór u op een bochtige weg niet detecteert.
Dit kan ervoor zorgen dat er geen alarm wordt geactiveerd en er niet wordt geremd wanneer dit nodig is.
Rij steeds met aandacht voor de weg en de rijomstandigheden, en trap indien nodig het rempedaal in om snelheid te minderen om een veilige afstand te bewaren.



Het is mogelijk dat het FCA een voertuig, voetganger of fietser op een naastgelegen rijstrook of buiten de rijstrook signaleert wanneer u over een bochtige weg rijdt.
Als dit gebeurt, kan de Forward Collision-Avoidance Assist mogelijk de bestuurder waarschuwen en remmen wanneer dat niet nodig is.
Rij steeds met aandacht voor de weg en de rijomstandigheden.
-
Rijden op een hellende weg



De werking van het FCA kan verminderd zijn wanneer u omhoog of omlaag rijdt op een helling. Het is mogelijk dat het herkenningssysteem van de frontzichtcamera of de radarsensor aan de voorzijde een voertuig, voetganger of fietser vóór u niet detecteert.
Dit kan resulteren in onnodige activering van het alarm en de remmen of het uitblijven van activering van het alarm en de remmen wanneer dit nodig is.
Als FCA plotseling een voertuig, voetganger of fietser voor u detecteert wanneer u over een helling rijdt, kan het systeem mogelijk bruusk afremmen.
Blijf op een helling altijd goed voor u uit kijken en rem eventueel af zodat uw rijsnelheid wordt verlaagd om afstand te bewaren.
-
Van rijbaan wisselen

[A]: Uw voertuig, [B]: Een voertuig dat van rijstrook verandert
Wanneer een voorligger van rijstrook wisselt, zal het Forward Collision-Avoidance Assist-systeem het voertuig mogelijk niet onmiddellijk detecteren, vooral als het voertuig abrupt van rijstrook wisselt. In dit geval moet u een veilige remafstand aanhouden en indien nodig het rempedaal intrappen om snelheid te verminderen om een veilige afstand te bewaren.

[A]: Uw voertuig, [B]: Een auto die van rijstrook verandert, [C]: Voertuig op dezelfde rijstrook
Wanneer bij langzaam rijdend en stilstaand verkeer een voorligger de rijstrook verlaat, kan het zijn dat de Forward Collision-Avoidance Assist (ondersteuning botsingsvermijding voorzijde) het nieuwe voertuig dat zich nu voor u bevindt, niet onmiddellijk waarneemt. In dit geval moet u een veilige remafstand aanhouden en indien nodig het rempedaal intrappen om snelheid te verminderen om een veilige afstand te bewaren.
-
Voertuig detecteren

Als de voorligger zwaar beladen is waarbij de lading naar achteren uitsteekt of als de voorligger erg hoog op de wielen staat, kan een gevaarlijke situatie ontstaan. Rij steeds met aandacht voor de weg en de rijomstandigheden, en trap indien nodig het rempedaal in om snelheid te minderen om afstand te bewaren.