Beperkingen van het slim regeneratief remsysteem

Beperkingen van het slim regeneratief remsysteem

Figuur 1. U rijdt op een bochtige weg
OMV063020L

Wanneer u een bocht neemt, zal het systeem een voertuig in uw rijstrook mogelijk niet detecteren en zal het regeneratief remniveau automatisch worden verminderd, waardoor u het gevoel krijgt dat de auto versnelt.

Daarnaast zal het regeneratief remniveau automatisch worden verhoogd als het systeem de voorligger plotseling wel weer detecteert, zodat u voelt dat de auto afremt.

Als bestuurder moet u een veilige remafstand aanhouden en indien nodig het rempedaal intrappen om snelheid te minderen om een veilige afstand te bewaren.

Het slim regeneratief remsysteem kan een voertuig op een naastgelegen rijstrook detecteren wanneer u op een bochtige weg rijdt. In dat geval verhoogt het systeem het remniveau en vertraagt het voertuig.

Let tijdens het rijden altijd op de weg en de rijomstandigheden. Trap indien nodig het rempedaal in om snelheid te minderen en zo een veilige afstand te bewaren. Trap indien nodig ook het gaspedaal in om te voorkomen dat het systeem uw voertuig onnodig snelheid laat verliezen.

Controleer altijd de verkeersomstandigheden rond uw auto.

Figuur 2. Rijden op een helling
OMV063021L

Wanneer u naar boven of beneden rijdt op een helling, zal het systeem de voorligger in uw rijstrook mogelijk niet detecteren en zal het regeneratief remniveau automatisch worden verminderd, zodat u voelt dat de auto versnelt.

Daarnaast zal het regeneratief remniveau automatisch worden verhoogd als het systeem de voorligger plotseling wel weer detecteert, zodat u voelt dat de auto afremt.

Als bestuurder moet u een veilige remafstand aanhouden en indien nodig het rempedaal intrappen om snelheid te minderen om een veilige afstand te bewaren.

Figuur 3. Van rijbaan wisselen
OMV063022L

Wanneer een voorligger van rijstrook wisselt, zal het slim regeneratief remsysteem het voertuig mogelijk niet onmiddellijk detecteren, vooral als het voertuig abrupt van rijstrook wisselt. In dit geval moet u een veilige remafstand aanhouden en indien nodig het rempedaal intrappen om snelheid te minderen om een veilige afstand te bewaren.

Figuur 4. Voertuigherkenning
OMV063023L

Sommige voertuigen in uw rijstrook kunnen niet door de sensor worden herkend:

  • Smalle voertuigen zoals motorfietsen of fietsen

  • Voertuigen die aan de zijkant van de rijstrook rijden

  • Langzame voertuigen of plotseling afremmende voertuigen

  • Gestopte voertuigen (Wanneer de voorligger wegrijdt, detecteert het systeem een gestopt voertuig mogelijk niet.)

  • Voertuigen met een smalle achterzijde, zoals aanhangwagens zonder belading

Een voorligger kan in de volgende situaties niet correct worden herkend door de sensoren:

  • Als het voertuig naar achteren overhelt door een te zware lading in de bagageruimte

  • Tijdens het verdraaien van het stuur

  • Tijdens het rijden aan één kant van de weg

  • Tijdens het rijden op smalle wegen of in bochten

Trap indien nodig het rempedaal of het gaspedaal in.