Zoek enkel op titel
Home > Kenmerken van uw auto > Stuurwiel > De hoek en hoogte van het stuurwiel afstellen

De hoek en hoogte van het stuurwiel afstellen

Werking

  1. Trek de ontgrendelhendel (1) naar beneden.

  2. Zet het stuurwiel in de gewenste hoek (2) en hoogte (3).

  3. Trek de ontgrendelhendel naar boven.

OPMERKING

Stel het stuurwiel af voordat u gaat rijden.

WAARSCHUWING
  • Verstel het stuurwiel nooit tijdens het rijden. Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ongevallen en (dodelijk) letsel kunnen worden veroorzaakt.

  • Controleer na het afstellen of het stuurwiel goed vastzit.

  • Tijdens het verstellen van de stuurwielhoek en stuurhoogte mag u niet hard duwen of te trekken, aangezien de bevestiging dan kan worden beschadigd.

LET OP

Duw of druk tijdens het verstellen niet hard tegen het stuurwiel. De stuurwielkolom kan beschadigd raken.

OPMERKING
  • Het is mogelijk dat de ontgrendelhendel, na het instellen, het stuurwiel niet blokkeert.

    Dit duidt niet op een storing. Dit gebeurt als er twee tandwielen in aangrijping zijn. Stel in zo'n geval het stuurwiel opnieuw in en vergrendel het.

  • De volgende symptomen kunnen zich tijdens normaal gebruik voordoen:

    • Het waarschuwingslampje EPS brandt niet.

    • Het draaien van het stuurwiel gaat zwaarder direct nadat het contact of de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen) in stand ON is gezet. Dat gebeurt als het EPS-systeem een zelfdiagnose uitvoert Als de zelfdiagnose is voltooid, gaat het draaien aan het stuurwiel weer net zo licht als anders.

    • Er kan een klikkend geluid hoorbaar zijn van het EPS-relais na het in stand ON of LOCK zetten van het contact of de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen).

    • Het geluid van de elektromotor is mogelijk hoorbaar als de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt.

    • Wanneer een abnormaliteit wordt gedetecteerd in het elektronische stuurbekrachtigingssysteem worden de stuurhulpfuncties gestopt om eventuele dodelijke ongevallen te voorkomen. Op dat moment gaat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden of knipperen en wordt de elektronische ondersteuning van de stuurwielbediening uitgeschakeld. Controleer de auto onmiddellijk nadat u deze naar een veilige plaats hebt gebracht.

    • De benodigde stuurkracht neemt toe als het stuurwiel voortdurend wordt gedraaid wanneer de auto niet in beweging is. Na een paar minuten gaat het draaien aan het stuurwiel echter weer net zo licht als anders.

    • Als de elektrische stuurbekrachtiging niet normaal werkt, gaat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden. De controle over het stuurwiel kan afnemen of de stuurreactie kan abnormaal zijn. Laat het systeem in dat geval nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

    • Als u het stuurwiel verdraait bij lage temperatuur, kan een afwijkend geluid hoorbaar zijn. Dit geluid stopt zodra de bedrijfstemperatuur wordt bereikt. Dit is een normaal verschijnsel.

    • Als u de auto met startkabels moet starten, werkt het stuur wellicht niet correct. Dat is tijdelijk, vanwege de lege accu, en zodra de accu is opgeladen zal het stuur weer normaal werken. Draai aan het stuur om te kijken of het correct werkt voordat u gaat rijden.