Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Lane Keeping Assist (LKA, Rijvakassistentie) > Instellingen Lane Keeping Assist (Rijvakassistentie)

Instellingen Lane Keeping Assist (Rijvakassistentie)

Functies instellen

Rijstrookveiligheid

A: Bestuurdershulp

  1. Rijstrookveiligheid

  2. Rijhulp

  3. Alleen waarschuwing

  4. Uit

Met de auto ingeschakeld, selecteert of deselecteert u Bestuurdershulp → Rijstrookveiligheid in het menu Settings (instellingen) om voor iedere functie in te stellen of deze al dan niet moet worden gebruikt.

  • Rijhulp: Lane Keeping Assist zal de bestuurder automatisch assisteren bij het sturen wanneer gedetecteerd wordt dat de rijstrook wordt verlaten, om te helpen voorkomen dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.

  • Alleen waarschuwing: Lane Keeping Assist waarschuwt de bestuurder met een waarschuwingssignaal en trillingen (indien van toepassing) in het stuurwiel wanneer gedetecteerd wordt dat de auto zijn rijstrook verlaat. De bestuurder moet zelf bijsturen.

  • Uit: Lane Keeping Assist uit zal uitgeschakeld worden. Het controlelampje () op het instrumentenpaneel dooft.

WAARSCHUWING
  • Als Alleen waarschuwen wordt geselecteerd, is er geen stuurhulp.

  • Het Lane Keeping Assist-systeem stuurt niet bij wanneer de auto in het midden van de rijstrook rijdt.

  • De bestuurder dient zich altijd bewust te zijn van de omgeving en te sturen als Uit is geselecteerd.

Lane Keeping Assist (Rijvakassistentie) in-/uitschakelen

Voor Europa

Wanneer de auto wordt gestart, wordt het Lane Keeping Assist-systeem altijd ingeschakeld. Het grijze controlelampje () gaat branden op het instrumentenpaneel.

Wanneer het Lane Keeping Assist-systeem aan is, houdt u de toets Lane Driving Assist (hulp met rijden op de rijstrook) ingedrukt om de functie uit te schakelen.

Buiten Europa

Terwijl de motor aanstaat, houdt u de toets Lane Driving Assist (hulp op de rijstrook) op het stuurwiel ingedrukt om Lane Keeping Assist in te schakelen. Het grijze controlelampje () gaat branden op het instrumentenpaneel.

Druk opnieuw op de toets en houd deze ingedrukt om de functie uit te schakelen.

Wanneer de motor opnieuw wordt gestart, behoudt het Lane Keeping Assist-systeem de laatste instelling.

OPMERKING

Als de Lane Keeping Assist (LKA, rijvakassistentie) wordt uitgezet met de toets Lane Driving Assist (hulp met rijden op de rijstrook), gaat de instelling van de Lane Safety (rijstrookveiligheid) ook naar Uit.

Waarschuwingsvolume

A: Bestuurdershulp

  1. Waarschuwingsvolume

  2. Hoog

  3. Gemiddeld

  4. Laag

  5. Uit (Als het stuurwiel een trilfunctie heeft)

Met de auto ingeschakeld, selecteert u Bestuurdershulp → Waarschuwingsvolume in het menu Settings (instellingen) om het waarschuwingsvolume voor Lane Keeping Assist te wijzigen naar Hoog, Gemiddeld, Laag of Uit.

Zelfs als Uit wordt geselecteerd, wordt het volume van de waarschuwing Hands-Off (handen van het stuur) niet uitgeschakeld. Ook de trillingsfunctie van het stuurwiel (indien van toepassing) blijft aan als Uit wordt geselecteerd.

Als u het waarschuwingsvolume wijzigt, kan dat ook het waarschuwingsvolume voor andere bestuurdershulpfuncties wijzigen.