Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Slimme parkeerhulp op afstand (RSPA) > Werking Slimme parkeerhulp op afstand

Werking Slimme parkeerhulp op afstand

Slimme parkeerhulp op afstand knop

Toets Parking/View (Parkeren/Zicht), toets Parking Safety (Parkeerveiligheid)

Smart Key

Locatie

Naam

Symbool

Omschrijving

Interieur auto

Toets Parking/View (Parkeren/Weergave)

  • Houd de knop Parkeren/weergave ingedrukt om de Remote Smart Parking Assist te activeren. De waarschuwing Forward/Reverse Parking Distance (afstandswaarschuwing vooruit/achteruit) wordt automatisch actief.

    (Toch kunnen functies afwijken afhankelijk van de situatie. Raadpleeg op de volgende pagina's de beschrijving van elke functie voor meer informatie.)

  • Houd de toets Parkeren/weergave ingedrukt terwijl de functie Smart Parking (slim parkeren) of Smart Exit (slim uitrijden) aanstaat om de functie te kunnen bedienen.

Toets parkeerveiligheid

  • Druk op de Parkeerveiligheid-knop terwijl Slimme parkeerhulp op afstand werkt om de functie uit te zetten.

Smart Key

Toets starten op afstand

  • Druk op de startknop op afstand nadat het portier vergrendeld is en de motor is stilgelegd om de motor op afstand te starten.

  • Druk op Remote Start (startknop op afstand) terwijl de functie Remote Operation (vanop afstand bedienen) actief is om de functie te beëindigen.

Toets vooruit

  • Als u de functie Remote Smart Parking (parkeerhulp op afstand) gebruikt, krijgt u hulp bij het achteruit parkeren zolang de knop ingedrukt is, ongeacht in welke richting de knop staat.

  • Als u de functie Remote Operation (op afstand bedienen) gebruikt, beweegt de auto zich in de richting van de knop terwijl de knop is ingedrukt.

Toets Backward (achteruit rijden)

Bediening op afstand

Operationele volgorde

De Bediening op afstand werkt in de volgende volgorde:

  1. Klaarmaken om op afstand vooruit en achteruit te bewegen

  2. Via afstandsbediening vooruit en achteruit bewegen

1. Klaarmaken om op afstand vooruit en achteruit te bewegen

Er zijn twee manieren om de functie Remote Operation (op afstand bedienen) te gebruiken.

Methode (1): De functie gebruiken met het voertuig uitgeschakeld

  1. Druk binnen een zekere afstand van het voertuig op de ()deurvergrendelingstoets op de smart sleutel en vergrendel alle deuren.

  2. Druk binnen 4 seconden op de toets Starten op afstand () en houd deze ingedrukt tot het voertuig start.

* Zie Meer details voor meer informatie over het op afstand starten van het voertuig.

Methode (2): De functie gebruiken met het voertuig aan

A: OP AFSTAND vooruit/achteruit bewegen...

  1. Het voertuig verlaten (de sleutel bijhouden) en de portieren sluiten.

  2. Houd de parking-toets op de autosleutel ingedrukt.

  1. Parkeer het voertuig voor de ruimte waar u de functie Bediening op afstand wilt gebruiken en schakel de transmissie in stand P (parkeren).

  2. Druk op de toets Parkeren/Weergave () en houd deze ingedrukt om de Slimme parkeerhulp in te schakelen. De melding Under remote Control (Onder afstandsbediening zal op het scherm van het infotainmentsysteem weergegeven worden.

  3. Verlaat de auto met de smart key en vergrendel alle portieren.

OPMERKING
  • Akkoord moet geselecteerd zijn op het scherm van het infotainmentsysteem en het infotainmentsysteem moet naar behoren werken om de functie Remote Operation (op afstand bedienen) te gebruiken.

  • Methode (2) kan gebruikt worden nadat de auto gereden heeft met een snelheid hoger dan 5 km/u (3 mph).

  • Als de functie na het fileparkeren opnieuw wordt ingeschakeld door de Slimme parkeerhulp op afstand, kunt u de functie Remote Operation (op afstand bedienen) gebruiken met Methode (2).

2. Bediening op afstand

  1. Druk op de toets Vooruit () of Achteruit () op de smart key en houd deze ingedrukt.

    • De Slimme parkeerhulp op afstand zal het stuur, de snelheid en het schakelen automatisch overnemen. Het voertuig beweegt in de richting van de ingedrukte toets.

    • Als de functie Remote Operation (op afstand bedienen) actief is en u de knop niet ingedrukt houdt, stopt de auto en wordt de controle onderbroken. De functie begint opnieuw te werken als de knop opnieuw ingedrukt wordt gehouden.

  2. Houd de voorwaartse () of Achteruit () toets ingedrukt tot het voertuig de doellocatie bereikt.

  3. Wanneer de Bediening op afstand voltooid is, betreedt u de auto met de smart key of drukt u op de toets Starten op afstand () op de smart key, wanneer u buiten de auto staat.

    • De melding zal op het scherm van het infotainmentsysteem verschijnen. De auto zal automatisch naar P (parkeren) schakelen en de handrem zal geactiveerd worden.

    • Wanneer de toets Starten op afstand () wordt ingedrukt, zal de auto uitschakelen. Als de bestuurder zich in de auto bevindt, zal de auto in de ON-positie blijven staan.

OPMERKING
  • Dankzij de Bediening op afstand kunt u de auto van buitenaf bedienen met behulp van de smart key.

  • Ga na of alle smart keys zich buiten het voertuig bevinden als u de functie Bediening op afstand gebruikt.

  • De functie Bediening op afstand werkt alleen als de smart key max. 4 m (13 ft.) van de auto verwijderd is. Als het voertuig niet beweegt, ook al wordt de toets Vooruit of Achteruit van de smart key ingedrukt, controleert u de afstand tot het voertuig en drukt u opnieuw op de toets.

  • Het detectiebereik van de smart key is afhankelijk van de omgeving en wordt beïnvloed door radiogolven zoals een zendmast, een zendstation, enz.

  • Als u op afstand vooruit beweegt met methode (1), wordt dat als een uitgangssituatie gezien en de auto beweegt 4 m (13 ft.) om de omgeving rond de auto te controleren op voetgangers, dieren of voorwerpen. Na bevestiging wordt het stuur overgenomen naargelang de toestand voorop.

  • Als u op afstand vooruit beweegt met methode (2) wordt dat als een parkeersituatie gezien en het stuurwiel wordt onmiddellijk overgenomen in overeenstemming met de toestand voorop om te helpen met het inrijden van de parkeerruimte en het uitlijnen van de auto. De prestaties kunnen echter verslechteren met voetgangers, dieren, de vorm van voorwerpen, de locatie enz. rond het voertuig.

  • Om op afstand achteruit te bewegen, beginnen zowel methode (1) als (2) met het uitlijnen van het stuurwiel en zal het voertuig pas daarna rechtdoor bewegen.

WAARSCHUWING
  • Als u de functie Bediening op afstand wilt gebruiken, moet u zich ervan vergewissen dat alle passagiers het voertuig verlaten hebben.

  • Voor u de auto verlaat, sluit u de raampjes en zonnedaken, en zorgt u ervoor dat de motor is stilgelegd voordat u de portieren vergrendelt.

  • Als de accu van de auto leeg is of als Remote Operation (op afstand bedienen) slecht werkt als hij in een smalle parkeerplaats is geparkeerd, zal Remote Operation niet werken. Parkeer uw voertuig in een ruimte die breed genoeg is om in- en uit te stappen.

  • Al naargelang de parkeerruimte kunt u misschien de ruimte die u met de functie Bediening op afstand bent ingereden, niet verlaten.

  • Na het parkeren kan de omgeving veranderen door de beweging van de naburige voertuigen. Als dat gebeurt, werkt de functie Bediening op afstand misschien niet.

Bedrijfsstatus Slimme parkeerhulp op afstand

Bedrijfsstatus

LED Smart Key

Onder controle

Groene led knippert voortdurend

Pauze

Rode led knippert voortdurend

Uit

Rode LED brandt 4 seconden en dooft dan

Voltooid

Groene LED brandt 4 seconden en dooft dan

OPMERKING
  • Bedrijfsstatus via het alarmwaarschuwingslampje is misschien niet van toepassing vanwege de regelgeving in uw land.

  • Als de smart key niet binnen het bereik van het voertuig is, (ongeveer 4 m (13 ft.)), zal de LED van de smart key niet branden of knipperen. Gebruik de smart key binnen zijn werkingsbereik.

De functie op afstand bedienen uitschakelen

  • Druk op de toets parkeren/weergave () of schakel de versnelling, behalve naar P (parkeren), terwijl het scherm van het infotainmentsysteem de bestuurder met methode 2 begeleidt.

  • Druk op de toets Parkeerveiligheid () of selecteer Annuleren op het scherm van het infotainmentsysteem.

  • Druk op de Remote Start () toets van de smart key terwijl de auto bediend wordt door de functie Remote Operation (op afstand bedienen). De functie Bediening op afstand wordt uitgeschakeld. Op dat moment wordt de auto uitgeschakeld.

  • Stap in het voertuig met de smart key. De functie Bediening op afstand wordt uitgeschakeld. Op dat moment blijft de motor draaien.

De functie wordt onderbroken als:

Het voertuig zal stoppen als functie Remote Operation (op afstand bedienen) wordt onderbroken. Als de oorzaak van de onderbreking verdwijnt, werkt ze misschien opnieuw.

  • er een voetganger, dier of voorwerp in de richting van het voertuig beweegt

  • Het portier of de achterklep open zijn

  • De voorwaartse () of Achteruit () wordt niet continu ingedrukt

  • Er worden meerdere toetsen tegelijk ingedrukt op de smart key

  • De smart key wordt niet op een afstand van minder dan 4 m (13 ft.) van het voertuig bediend

  • De knop van een andere smart key wordt ingedrukt, terwijl de smart key bediend wordt (met uitzondering van de startknop)

  • Blind-Spot Collision-Avoidance Assist (botsing vermijden dode hoek) of Rear-Cross Traffic Collision-Avoidance Assist (ondersteuning botsing vermijden kruisend verkeer achteraan) werkt terwijl de auto in omgekeerde richting wordt gecontroleerd.

  • De auto beweegt 7 m (22 ft.) terwijl de smart key is ingedrukt met de functie Remote Operation (op afstand bedienen) (max. reisafstand per druk op de knop)

De functie wordt geannuleerd als:

Als de functie Remote Operation (op afstand bedienen) is geannuleerd, stopt de auto automatisch, schakelt het naar P (parkeren) en wordt de EPB (elektronische handrem) actief.

  • Er wordt aan het stuur gedraaid

  • De versnelling wordt veranderd terwijl de auto in beweging is

  • EPB bedienen terwijl de auto in beweging is

  • De motorkap van de auto staat open

  • Het rem- of gaspedaal wordt ingetrapt als alle portieren gesloten zijn

  • Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl het bestuurdersportier open is en de smart key zich buiten de auto bevindt

  • Er wordt snel geaccelereerd

  • Het voertuig slipt

  • Het stuur zit vast door een obstakel en kan niet bewegen

  • Er zijn ongeveer 3 minuten en 50 seconden verlopen sinds de Bediening op afstand begon te werken

  • De hellingsgraad van de weg overschrijdt het werkingsbereik

  • De functie is meer dan 1 minuut gepauzeerd

  • De totale rijafstand van het voertuig is meer dan 14 m (45 ft.) nadat de functie Bediening op afstand actief is geworden

  • Er kan niet op de normale manier worden gestuurd, geschakeld, geremd of gereden

  • Er is een probleem met de smart key of de batterij van de smart key is bijna leeg

  • ABS, TCS of ESC- systeem werkt door de gladde wegen

  • Het antidiefstalalarm weerklinkt

  • De laadklep gaat open

Smart Parking (slim parkeren), Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand)

Operationele volgorde

De parkeerfunctie werkt in de volgende volgorde:

  1. U klaar maken om te parkeren

  2. Zoeken naar een parkeerplek

  3. Kies parkeertype en bedieningsmodus

  4. Smart Parking (slim parkeren)

  5. Remote Smart Parking Assist (slimme parkeerhulp op afstand) knop

1. U klaar maken om te parkeren

  1. Trap, terwijl de motor draait, het rempedaal in en zet de selectiehendel in D (rijden) of N (neutraal).

  2. Druk op de toets parkeren/weergave () toets om Remote Smart Parking Assist in te schakelen.

OPMERKING
  • Akkoord moet geselecteerd zijn op het scherm van het infotainmentsysteem en het infotainmentsystem moet naar behoren werken om de parkeerfunctie te gebruiken.

  • Als u sneller rijdt dan 5 km/u (3 mph) en de motor aanstaat, kunt u de Parkeerfunctie gebruiken in de stand N (neutraal).

2. Zoeken naar een parkeerplek

A: Zoeken naar een parkeerplek...

  1. Rijd langzaam vooruit en blijf dicht bij de kant waar u wilt parkeren.

Rijd langzaam vooruit, waarbij u een afstand van ongeveer 100 cm (40 inches) tot de geparkeerde auto's bewaart. De auto zal naar een parkeerplek zoeken vanaf de zijkant of de voorkant/achterkant van de geparkeerde auto.

Zodra u een parkeerplek hebt gevonden, verschijnt er op het infotainmentscherm een bericht. Selecteer parkeertype zal worden weergegeven en de geselecteerde parkeerplaats wordt zichtbaar in het bovenaanzicht van het Surround View Monitor-scherm.

OPMERKING
  • De Slimme parkeerhulp op afstand zoekt parkeerplekken die naast geparkeerde auto's liggen of parkeerplekken met geparkeerde auto's ervoor of erachter.

  • Als bij het zoeken naar een parkeerplek de rijsnelheid hoger is dan 20 km/u (12 mph), verschijnt er een melding op het infotainmentscherm om u tot afremmen te manen. Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u (18 mph), gaat de Parkeerfunctie uit.

  • Het zoeken naar een parkeerplaats is pas voltooid wanneer er genoeg ruimte is voor de auto om te manoeuvreren.

  • Zelfs als er een geluidssignaal te horen is dat het zoeken naar een parkeerplek voltooid is, kan de afronding van het zoeken onmiddellijk geannuleerd worden vanwege de omgeving.

OPMERKING
  • Als de afstand kleiner is dan 50 cm (20 inches) en groter dan 150 cm (59 inches), kan de Slimme parkeerhulp op afstand mogelijk niet zoeken naar een parkeerplaats.

    [A]: Zoeken naar een parkeerplek

  • Als u geen afstand houdt tot een geparkeerd voertuig, kan de kwaliteit van zoeken naar een parkeerplek afnemen.

  • Zelfs als er naar een diagonale parkeerplek wordt gezocht, wordt het parkeren niet normaal ondersteund.

  • Vanwege abnormale werking van de ultrasoonsensor of de invloed van de omgeving, kan de parkeerfunctie misschien niet zoeken naar een parkeerplek ook al is er wel parkeerplek, of zoekt hij naar een plek die niet geschikt is om te parkeren.

3. Kies parkeertype en bedieningsmodus

1. Parkeertype – Achteruit inparkeren (links/rechts), achteruit fileparkeren (links/rechts)

A: Wijze van parkeren kiezen

  1. Parkingtype kan alleen bij stilstand worden gekozen.

Als het voertuig stilgezet is met de rem, tikt u op het infotainmentscherm of om het gewenste parkeertype te kiezen.

OPMERKING
  • Als u na het verschijnen van het keuzescherm voor het parkeertype doorrijdt, keert de Slimme parkeerhulp op afstand terug naar het vorige stadium en zoekt het naar een parkeerplek.

  • Als de parkeerfunctie onbedoeld wordt geannuleerd door op de knop Parkeren/Zicht () te drukken voordat het parkeertype is gekozen, kunt u terugkeren naar de keuze van het parkeertype door de toets opnieuw ingedrukt te houden nadat de auto tot stilstand is gebracht.

WAARSCHUWING

Voordat u het parkeertype kiest, moet de bestuurder kijken of de parkeerplek geschikt is.

Als de door de Slimme parkeerhulp op afstand gevonden parkeerplek is te smal of ongeschikt is, kiest u geen parkeertype en gaat u met de auto op zoek naar een andere parkeerplek.

2. Werkingsmodus – Remote Parking (parkeerhulp op afstand), Smart Parking (slimme parkeerhulp)

A: Selecteer modus

  1. REMOTE Parking (parkeren op afstand)

  2. SMART Parking (slim parkeren)

Na de keuze van parkeertype begeleidt het infotainmentscherm u met de functies Smart Parking (slim parkeren) en Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand). Volg de instructies om de Remote Smart Parking Assist (slimme parkeerhulp op afstand) te bedienen.

OPMERKING
  • De bedieningsinstructies worden op het scherm getoond voor elke gewenste functies die u kiest.

  • Haal uw voet tijdens de begeleiding door de Parkeerfunctie niet van het rempedaal. Als het voertuig beweegt, gaat de Slimme parkeerhulp op afstand uit.

OPMERKING

A: Selecteer modus

  1. REMOTE Parking beperkt. Controleer de Smart Key

  2. Om deze functie te starten terwijl u in de auto zit, houdt u de parking/view-knop ingedrukt.

Als de Slimme parkeerhulp op afstand de slimme parkeerfunctie niet kan activeren, wordt alleen de Smart Parking-begeleiding op het infotainmentscherm weergegeven.

4. Smart Parking (slim parkeren)

  1. Druk op de toets parkeren/weergave () wanneer het voertuig wordt stilgezet door het rempedaal in te drukken

  2. Laat het rempedaal los, terwijl u de knop Parking/View () vasthoudt.

    • De Slimme parkeerhulp op afstand zal het stuur, de snelheid en het schakelen automatisch overnemen.

    • Als u de Parking/View-toets (Parkeren/Zicht) niet ingedrukt houdt, stopt het voertuig en wordt de controle onderbroken. De functie Parking/View (Parkeren/Zicht) begint opnieuw te werken als de knop opnieuw ingedrukt wordt gehouden.

  3. Houd de toets parkeren/weergave () ingedrukt tot het voertuig de doellocatie bereikt.

    • Er verschijnt een bericht op het scherm van het infotainmentsysteem om u te laten weten dat het parkeren is afgerond. De auto zal automatisch naar P (parkeren) schakelen en de handrem zal geactiveerd worden.

  4. Als u het voertuig moet verplaatsen, rond dan handmatig het parkeren af.

OPMERKING
  • De functie Smart Parking (slimme parkeerhulp) werkt niet als het portier openstaat of de veiligheidsgordel niet vastzit.

  • Op het Surround View Monitor-scherm brandt het controlelampje parkeerlocatie en dit blijft zo tot het voertuig de parkeerplek voor het eerst oprijdt met de functie Slimme parkeerhulp.

  • De rijsnelheid kan worden aangepast door op de rem te trappen terwijl de functie Smart Parking actief is. Het voertuig zal echter niet accelereren, ook niet als u het gaspedaal intrapt.

  • Afhankelijk van de parkeersituatie kan het parkeren worden afgerond als het voertuig wordt tegengehouden door een parkeerbeugel.

5. Remote Smart Parking Assist (slimme parkeerhulp op afstand) knop

A: REMOTE Parking (parkeren op afstand)

  1. Het voertuig verlaten (de sleutel bijhouden) en de portieren sluiten.

  2. Houd de parking-toets op de autosleutel ingedrukt.

  1. Schakel de versnelling naar P (parkeren).

  2. Verlaat de auto met de smart key en vergrendel alle portieren.

  3. Druk en houd één van de voorwaartse () of Achteruit () op de smart key en houd deze ingedrukt.

    • De Slimme parkeerhulp op afstand zal het stuur, de snelheid en het schakelen automatisch overnemen.

    • Als u de knop Vooruit () of Achteruit () niet ingedrukt houdt, stopt de auto en wordt de functiebediening gepauzeerd. De functie begint opnieuw te werken als de knop opnieuw ingedrukt wordt gehouden.

  4. Houd de knop Vooruit () of Achteruit () op de smart key ingedrukt, totdat het parkeren voltooid is.

    • Wanneer het voertuig de beoogde parkeerpositie bereikt, verschijnt er een bericht op het infotainmentscherm om u te laten weten dat het parkeren is afgerond. Het voertuig gaat automatisch naar P (parkeren), de EPB (Electronic Parking Brake - elektronische handrem) wordt actief en de motor gaat uit.

  5. Als u het voertuig moet verplaatsen, rond dan handmatig het parkeren af.

OPMERKING
  • Let er bij het gebruik van de functie Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) op dat alle Smart Keys buiten het voertuig zijn.

  • De functie Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) werkt alleen als de smart key max. 4 m (13 ft.) van de auto verwijderd is. Als het voertuig niet beweegt, zelfs niet als de Remote Forward (vanop afstand vooruit) of Backward (vanop afstand achteruit) knop van de smart key wordt ingedrukt, controleert u de afstand tot het voertuig en drukt u opnieuw op de knop.

  • Het detectiebereik van de smart key is afhankelijk van de omgeving en wordt beïnvloed door radiogolven zoals een zendmast, een zendstation, enz.

  • Op het Surround View Monitor-scherm brandt het controlelampje parkeerlocatie en dit blijft zo tot het voertuig de parkeerplek voor het eerst oprijdt met de functie Slimme parkeerhulp op afstand.

  • Afhankelijk van de parkeersituatie kan het parkeren worden afgerond als het voertuig wordt tegengehouden door een parkeerbeugel.

WAARSCHUWING
  • Als u de functie Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) wil gebruiken moet u nagaan of alle passagiers het voertuig verlaten hebben.

  • Na het uitschakelen van de functie Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) moet u voordat u de auto verlaat, de raampjes en zonnedaken sluiten en ervoor zorgen u dat de motor uitstaat voordat u de portieren vergrendelt.

Slimme parkeerhulp

Bedrijfsstatus

Richtingaanwijzer

Onder controle

De richtingaanwijzer van de parkeerrichting knippert tot het eerste stuk achteruit afgerond is.

Bedrijfsstatus

LED Smart Key

Schakelaar van de alarmknipperlichten

Richtingaanwijzer

Onder controle

Groene LED knippert voortdurend

-

De richtingaanwijzer van de parkeerrichting knippert tot het eerste stuk achteruit afgerond is.

Pauze

Rode LED knippert voortdurend

Knippert

-

Uit

Rode LED brandt 4 seconden en dooft dan

Knippert 3 maal en dooft

-

Voltooid

Groene LED brandt 4 seconden en dooft dan

Knippert 1 maal en dooft

-

OPMERKING
  • Bedrijfsstatus via het alarmwaarschuwingslampje is misschien niet van toepassing vanwege de regelgeving in uw land.

  • Als de smart key niet binnen het bereik van het voertuig is, (ongeveer 4 m (13 ft.)), zal de LED van de smart key niet branden of knipperen. Gebruik de smart key binnen zijn werkingsbereik.

Hoe de functie Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) uitzetten als deze actief is

  • Druk op de toets Parkeerveiligheid () of selecteer Annuleren op het scherm van het infotainmentsysteem.

  • Druk op de toets parkeerveiligheid () in Zoeken naar een parkeerplek en selecteer het stadium parkeertype.

  • Schakel de versnelling naar R (Reverse) in de Zoeken naar een parkeerplek-ruimte, selecteer het parkeertype en selecteer de bedieningsmodus.

  • Als de Smart Parking-functie actief is, druk het rempedaal dan in om de auto te stoppen. Op dat moment wordt de EPB (Electronic Parking Brake, elektronische handrem) niet geactiveerd.

  • Als de Smart Parking-functie actief is, druk dan op de Remote Start () toetsen op de smart key in.

OPMERKING

Stap in het voertuig met de smart key. De parkeerfunctie op afstand wordt uitgeschakeld. Op dat moment blijft de motor draaien.

Bedrijfsstatus van de parkeerfunctie

De functie wordt onderbroken als:

Het voertuig zal automatisch stoppen als de Parkeerfunctie wordt onderbroken. Als de oorzaak van de onderbreking verdwijnt, werkt ze misschien opnieuw.

  • Smart Parking (slim parkeren)

    • er een voetganger, dier of voorwerp in de richting van het voertuig beweegt

    • Het portier of de achterklep open zijn

    • De veiligheidsgordel van de bestuurder zit niet vast

    • Blind-Spot Collision-Avoidance Assist (hulp voor het vermijden van dodehoekbotsingen) of Rear-Cross Traffic Collision-Avoidance Assist (ondersteuning botsing vermijden kruisend verkeer achteraan) werkt terwijl de auto in omgekeerde richting wordt gecontroleerd

    • De toets parkeren/weergave () wordt niet voortdurend ingedrukt

    • Het voertuig wordt stilgezet door het rempedaal in te drukken

  • Remote Smart Parking Assist (slimme parkeerhulp op afstand) knop

    • er een voetganger, dier of voorwerp in de richting van het voertuig beweegt

    • Het portier of de achterklep open zijn

    • De voorwaartse () of Achteruit () wordt niet continu ingedrukt

    • Er worden meerdere toetsen tegelijk ingedrukt op de smart key

    • De smart key wordt niet op een afstand van minder dan 4 m (13 ft.) van het voertuig bediend

    • De knop van een andere smart key wordt ingedrukt, terwijl de smart key bediend wordt

    • Blind-Spot Collision-Avoidance Assist (hulp voor het vermijden van dodehoekbotsingen) of Rear-Cross Traffic Collision-Avoidance Assist (ondersteuning botsing vermijden kruisend verkeer achteraan) werkt terwijl de auto in omgekeerde richting wordt gecontroleerd

De functie wordt geannuleerd als:

  • Smart Parking (slim parkeren)

    Als de functie Smart Parking (slimme parkeerhulp) is geannuleerd, stopt de auto automatisch, schakelt het naar P (parkeren) en wordt de EPB (elektronische handrem) actief.

    • Er wordt aan het stuur gedraaid

    • De versnelling wordt veranderd terwijl de auto in beweging is

    • EPB bedienen terwijl de auto in beweging is

    • De motorkap is open

    • De bestuurder opent het portier terwijl zijn of haar veiligheidsgordel los is gemaakt.

    • Er wordt snel geaccelereerd

    • Het voertuig slipt

    • Het stuur zit vast door een obstakel en kan niet bewegen

    • Er zijn voetgangers, dieren of voorwerpen tegelijk voor en achter het voertuig

    • Er zijn ongeveer 3 minuten en 50 seconden verlopen sinds de Parkeerfunctie begon te werken.

    • De hellingsgraad van de weg overschrijdt het werkingsbereik

    • De functie is meer dan 1 minuut gepauzeerd

    • Er kan niet op de normale manier worden gestuurd, geschakeld, geremd of gereden

    • ABS, TCS of ESC- systeem werkt door de gladde wegen

    • De laadklep gaat open

  • Remote Smart Parking Assist (slimme parkeerhulp op afstand) knop

    Als de functie Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) is geannuleerd, stopt de auto automatisch, schakelt het naar P (parkeren) en wordt de EPB (elektronische handrem) actief.

    • Er wordt aan het stuur gedraaid

    • De transmissie wordt geschakeld

    • EPB bedienen terwijl de auto in beweging is

    • De motorkap is open

    • Het rem- of gaspedaal wordt ingetrapt als alle portieren gesloten zijn

    • Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl het bestuurdersportier open is en de smart key zich buiten de auto bevindt.

    • Er wordt snel geaccelereerd

    • Het voertuig slipt

    • Het stuur zit vast door een obstakel en kan niet bewegen

    • Er zijn voetgangers, dieren of voorwerpen tegelijk voor en achter het voertuig

    • Er zijn ongeveer 3 minuten en 50 seconden verlopen sinds de Remote Smart Parking (slimme parkeerhulp op afstand) begon te werken

    • De hellingsgraad van de weg overschrijdt het werkingsbereik

    • De functie is meer dan 1 minuut gepauzeerd

    • Er kan niet op de normale manier worden gestuurd, geschakeld, geremd of gereden

    • Er is een probleem met de smart key of de batterij van de smart key is bijna leeg

    • ABS, TCS of ESC- systeem werkt door de gladde wegen

    • Het antidiefstalalarm weerklinkt

    • De laadklep gaat open

Smart Exit (Slim uitrijden)

Operationele volgorde

De functie Smart Exit (Slim uitrijden) werkt in volgende volgorde:

  1. Voorbereiden op uitrijden

  2. Ruimte vinden

  3. Kies een uitrijrichting

  4. Smart Exit (Slim uitrijden)

1. Voorbereiden op uitrijden

  1. Trap, terwijl de motor draait, het rempedaal in en zet de selectiehendel in P (parkeren) of N (neutraal).

  2. Druk op de toets parkeren/weergave () toets om Remote Smart Parking Assist in te schakelen.

OPMERKING
  • Akkoord moet geselecteerd zijn op het scherm van het infotainmentsysteem en het infotainmentsysteem moet naar behoren werken om de functie Smart Exit (Slim uitrijden) te gebruiken.

  • Als u langzamer rijdt dan 5 km/u (3 mph) met de motor aan en de transmissie in stand N (neutraal), kan de functie Smart Exit (Slim uitrijden) worden gebruikt.

  • Als de Smart Exit functie Smart Exit (Slim uitrijden) na het fileparkeren opnieuw wordt ingeschakeld door de Remote Smart Parking Assist (slim parkeren op afstand), kunt u de Uitrijfunctie gebruiken.

2. Ruimte vinden

A: Ruimte vinden...

  1. Stop de auto.

  1. Wanneer het voertuig stilgezet wordt met het rempedaal, nemen de voertuigsensors de afstand tot nabijgelegen objecten waar en controleren ze of er ruimte is om weg te rijden.

  2. Zodra het controleren van een parkeerplek voltooid is verschijnt er op het infotainmentscherm een melding met een geluidssignaal om aan te geven dat het zoeken voltooid is.

WAARSCHUWING
  • Als er tijdens het controleren van de ruimte kans bestaat op een aanrijding met een voetganger, dier of object in de richting van het uitrijden, gaat de functie Smart Exit (Slim uitrijden) voor uw veiligheid uit.

  • Zelfs als de controle van de ruimte voltooid is, kunnen er in de blinde hoek objecten zijn die de sensors niet waarnemen. De bestuurder moet eerst het gebied in de dode hoek bekijken om de functie te blijven gebruiken.

OPMERKING

Vanwege abnormale werking van de ultrasoonsensor of de invloed van de omgeving, kan de parkeerfunctie misschien niet zoeken naar een parkeerplek ook al is er wel parkeerplek, of zoekt hij naar een plek die niet geschikt is om te parkeren.

3. Kies een uitrijrichting

A: Kies een uitrijrichting

  1. De richting kan alleen bij stilstand worden gekozen.

  1. Als het voertuig is gestopt door het rempedaal in te trappen, toont het infotainmentscherm de mogelijke richtingen voor wegrijden na fileparkeren.

  2. Tik op het infotainmentscherm om de gewenste uitrijrichting te kiezen.

WAARSCHUWING

Voordat het kiezen van een uitrijrichting moet de bestuurder kijken of er ruimte is om weg te rijden. Gebruik de functie Smart Exit (Slim uitrijden) niet als de door de Slimme parkeerhulp op afstand gevonden parkeerplek te smal is narrow of ongeschikt (omringende voertuigen zijn verticaal geparkeerd, enz.).

4. Smart Exit (Slim uitrijden)

A: SMART Exit (Slim uitrijden)

  1. 1. Neem uw handen van het stuurwiel.

  2. 2. Houd de Parking/View-toets ingedrukt.

  1. Druk op de toets parkeren/weergave () wanneer het voertuig wordt stilgezet door het rempedaal in te drukken

    • Als u het rempedaal loslaat, zal Remote Smart Parking Assist het stuurwiel, de snelheid en het schakelen overnemen.

    • Als de functie Smart Exit (slim uitrijden) actief is en u de toets Parking/View (Parkeren/Zicht) niet ingedrukt houdt, stopt de auto en wordt de controle onderbroken. De functie Parking/View (Parkeren/Zicht) begint opnieuw te werken als de knop opnieuw ingedrukt wordt gehouden.

  2. Houd de toets parkeren/weergave () ingedrukt tot het voertuig de doellocatie bereikt. Wanneer het voertuig de beoogde uitrijlocatie bereikt, verschijnt er een bericht op het infotainmentscherm om u te laten weten dat het uitrijden is afgerond.

    • Wanneer het voertuig de beoogde uitrijlocatie bereikt, verschijnt er een bericht op het infotainmentscherm om u te laten weten dat het uitrijden is afgerond.

OPMERKING
  • De functie Smart Exit (slim uitrijden) werkt niet als het portier openstaat of de veiligheidsgordel niet vastzit.

  • De rijsnelheid kan worden aangepast door op de rem te trappen terwijl de functie Smart Exit (slim uitrijden) actief is. Het voertuig zal echter niet accelereren, ook niet als u het gaspedaal intrapt.

  • Als het uitrijden is afgerond terwijl het rempedaal ingetrapt werd, wordt de functie Smart Exit (Slim uitrijden) afgerond in de stand D (rijden).

  • Als het uitrijden is afgerond terwijl het gaspedaal ingetrapt werd, moet u uw voet één keer van het gaspedaal halen om het gaspedaal te kunnen bedienen.

  • Als u binnen 4 seconden na het afronden van het uitrijden niets met het voertuig gedaan hebt, zoals het rempedaal of gaspedaal intrappen, schakelt het voertuig automatisch naar P (parkeren) en wordt de (Electronic Parking Brake, elektronische handrem) geactiveerd.

  • Zodra Uitrijfunctie klaar is, moet u altijd de omgeving bekijken voordat u gaat rijden.

Werkingsstatus Smart Exit (Slim uitrijden)

Bedrijfsstatus

Richtingaanwijzer

Onder controle

De richtingaanwijzer knippert voor de richting van het uitrijden tot het uitrijden afgerond of de functie Slim uitrijden geannuleerd is.

Hoe de Smart-functie uitzetten als deze actief is

  • Druk op de toets parkeren/weergave () in de volgende fase:

    • Ruimte vinden

    • Kies een uitrijrichting

  • Schakel in de volgende stap naar R (achteruit):

    • Ruimte vinden

    • Kies een uitrijrichting

  • Druk op de toets parkeerveiligheid () of selecteer Cancel (Annuleren) op het scherm van het infotainmentsysteem om de functie Uitrijden uit te schakelen.

  • Als de auto terwijl de functie Smart Exit (Slim uitrijden) actief is, stilgezet wordt met het rempedaal en er wordt geschakeld, gaat de Uitrijfunctie uit. Op dat moment wordt de EPB (Electronic Parking Brake, elektronische handrem) niet geactiveerd.

De functie wordt onderbroken als:

Het voertuig zal stoppen als de Uitrijfunctie wordt onderbroken. Als de oorzaak van de onderbreking verdwijnt, werkt ze misschien opnieuw.

  • er een voetganger, dier of voorwerp in de richting van het voertuig beweegt

  • Het portier of de achterklep open zijn

  • De veiligheidsgordel van de bestuurder zit niet vast

  • Blind-Spot Collision-Avoidance Assist (hulp voor het vermijden van dodehoekbotsingen) of Rear-Cross Traffic Collision-Avoidance Assist (ondersteuning botsing vermijden kruisend verkeer achteraan) werkt terwijl de auto in omgekeerde richting wordt gecontroleerd

  • De toets parkeren/weergave () wordt niet voortdurend ingedrukt

  • Het voertuig wordt stilgezet door het rempedaal in te drukken

De functie wordt geannuleerd als:

Als de functie Smart Exit (slim uitrijden) is geannuleerd, stopt de auto automatisch, schakelt het naar P (parkeren) en wordt de EPB (elektronische handrem) actief.

  • Smart Exit (Slim uitrijden)

    • Er wordt aan het stuur gedraaid

    • De versnelling wordt veranderd terwijl de auto in beweging is

    • EPB bedienen terwijl de auto in beweging is

    • De motorkap is open

    • De bestuurder opent het portier terwijl zijn of haar veiligheidsgordel los is gemaakt.

    • Er wordt snel geaccelereerd

    • Het voertuig slipt

    • Het stuur zit vast door een obstakel en kan niet bewegen

    • Er zijn voetgangers, dieren of voorwerpen tegelijk voor en achter het voertuig

    • Er zijn ongeveer 3 minuten en 50 seconden verlopen sinds de Uitrijfunctie begon te werken.

    • De hellingsgraad van de weg overschrijdt het werkingsbereik

    • De functie is meer dan 1 minuut onderbroken

    • Er kan niet op de normale manier worden gestuurd, geschakeld, geremd of gereden

    • ABS, TCS of ESC- systeem werkt door de gladde wegen

    • De laadklep gaat open