Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Schakelpaddel > De schakelmodus wijzigen

De schakelmodus wijzigen

Automatisch van automatische naar handmatige schakelmodus

U kunt in de coulisse voor handmatig rijden (hefboomtype) met de schakelpaddel omhoog/omlaag schakelen

Werking

  • Voor een schakelknop van het type SBW, trekt u één of meerdere keren aan de schakelpaddel naargelang de gewenste snelheid.

  • Voor een hefboomtype, duwt u de selectiehendel vanuit stand D (Rijden) naar de coulisse voor handmatig rijden.

Werkingsvoorwaarde(n)

  • De selectiehendel (of selectieknop SBW) moet in de stand D (Rijden) staan.

  • De schakelpaddel werkt niet bij een lage rijsnelheid.

Van handmatige naar automatische schakelmodus

Werking

  • Met een schakelknop type SBW trekt u langer dan 1 seconde aan de rechterkant (+) van de schakelpaddel.

  • Houd het gaspedaal tijdens het rijden langer dan 6 seconden voorzichtig ingetrapt.

  • Voertuig gestopt.

Werkingsvoorwaarde(n)

  • Als het versnellingspedaal tijdens het rijden meer dan 6 seconden zachtjes wordt ingedrukt.

  • Voor handgeschakelde transmissie en automatische transmissie

    • Wanneer de rijsnelheid zakt tot onder de 7 km/h (4 mph).

  • Voor DCT

    • Wanneer de rijsnelheid zakt tot onder de 2 km/h (1 mph).

OPMERKING

Als u gelijktijdig aan de linker- en rechterkant schakelpaddel trekt, kunt u geen andere versnelling inschakelen.

Idle Stop and Go (ISG)-systeem (indien van toepassing)

Uw auto kan zijn uitgerust met het ISG-systeem dat het brandstofverbruik vermindert door de motor automatisch uit te schakelen en opnieuw te starten.

De motor wordt automatisch gestart zodra aan de startvoorwaarden wordt voldaan.

OPMERKING

Als de motor automatisch wordt gestart door het ISG-systeem, gaat een aantal waarschuwingslampjes (ABS, ESC, ESC OFF, EPS of parkeerrem) mogelijk een paar seconden branden. Dit komt door de lage accuspanning. Het betekent niet dat er een storing in het systeem zit.

Het ISG-systeem inschakelen

Het ISG-systeem wordt ingeschakeld wanneer u het contact inschakelt.

Het ISG-systeem uitschakelen

Druk op de toets ISG OFF om het ISG-systeem uit te schakelen. Het lampje in de toets ISG OFF gaat aan. Als u de toets ISG OFF opnieuw indrukt, wordt het systeem ingeschakeld en gaat het lampje in de toets ISG OFF uit.

Automatisch stoppen

Motor uitzetten in Idle Stop-modus (Behalve: Milde hybride elektrische auto)

Handgeschakelde transmissie/Intelligente handgeschakelde transmissie

  • Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 5 km/h (3 mph).

  • Selectiehendel in stand N (Neutraal).

  • Laat het koppelingspedaal los.

Automatische transmissie/Double Clutch-transmissie

  • Verlaag de snelheid tot 0 km/h (0 mph).

  • Trap het rempedaal in.

De motor wordt uitgezet en het groene controlelampje AUTO STOP () op het instrumentenpaneel gaat branden.

OPMERKING
  • Een auto met een handgeschakelde transmissie of een intelligente handgeschakelde transmissie moet een rijsnelheid van ten minste 8 km/h (5 mph) bereiken sinds de laatste Idle Stop.

    Een auto met een automatische transmissie of Double clutch-transmissie moet een rijsnelheid van ten minste 5 km/h (3 mph) bereiken sinds de laatste Idle Stop.

  • Wanneer u de veiligheidsgordel losmaakt of het bestuurdersportier opent (motorkap), wordt het ISG-systeem uitgeschakeld.

  • Het ISG-systeem wordt actief als het voertuig voorzien is van een Smart Cruise Control als voldaan wordt aan de voorwaarden voor gebruik.

De motor stoppen in de Idle Stop-modus (Milde hybride elektrische auto)

Er zijn drie Idle Stop-versies voor milde hybride elektrische auto's.

Handgeschakelde transmissie/Intelligente handgeschakelde transmissie

  • Conventionele Idle STOP

    • Ga langzamer dan ongeveer 7 km/h (4 mph) rijden.

    • Selectiehendel in stand N (Neutraal).

    • Laat het koppelingspedaal los.

  • Verlengde Idle STOP

    • Ga langzamer dan ongeveer 25 km/h (15 mph) rijden.

    • Selectiehendel in stand N (Neutraal).

    • Trap het koppelingspedaal en het rempedaal in.

  • Tijdens gebruik van de zeilfunctie

    • U kunt de motor uitgeschakeld laten wanneer de auto uitrolt door het koppelings- en rempedaal nagenoeg tegelijkertijd in te trappen.

OPMERKING
  • Als de laatst geselecteerde versnelling de 1e versnelling is, wordt Idle Stop niet geactiveerd.

  • Een auto met een handgeschakelde transmissie of een intelligente handgeschakelde transmissie moet een rijsnelheid van ten minste 8 km/h (5 mph) bereiken sinds de laatste Idle Stop.

  • Tijdens een ISG STOP kunt u de stand N (Neutraal) selecteren en het koppelingspedaal laten opkomen. De ISG STOP-status blijft dan STOP.

  • De verlengde Idle Stop werkt tot boven ongeveer 7 km/h (4 mph) als aan de snelheidseis voor elke versnelling wordt voldaan. (bijv. De verlengde Idle STOP werkt zelfs in de 3e versnelling, 30 km/h (20 mph).)

  • Wanneer u de veiligheidsgordel losmaakt of het bestuurdersportier opent (motorkap), wordt het ISG-systeem uitgeschakeld.

Automatische transmissie/Double Clutch-transmissie

  • Conventionele Idle STOP

    • Verlaag de snelheid tot 0 km/h (0 mph).

    • Trap het rempedaal in.

  • Verlengde Idle STOP

    • Verlaag de snelheid tot een snelheid die lager is dan ongeveer 25 km/h (15 mph).

    • Trap het rempedaal in.

  • Tijdens gebruik van de zeilfunctie

    • U kunt de motor uitgeschakeld laten wanneer de auto uitrolt door het rempedaal in te trappen bij snelheden lager dan 40 km/h (25 mph).

OPMERKING
  • Een auto met een automatische transmissie of een Double Clutch-transmissie moet een snelheid van tenminste 30 km/h (20 mph) bereiken voor een verlengde Idle STOP of 5 km/h (3 mph) voor een conventionele Idle STOP sinds de laatste Idle Stop.

  • Wanneer u de veiligheidsgordel losmaakt of het bestuurdersportier (motorkap) opent in de automatische stopmodus bij stilstand, wordt het ISG-systeem uitgeschakeld.

  • Het ISG-systeem wordt actief als het voertuig voorzien is van een Smart Cruise Control als voldaan wordt aan de voorwaarden voor gebruik.

Auto start

Motor starten vanuit Idle Stop-modus (Behalve: Milde hybride elektrische auto)

Handgeschakelde transmissie/Intelligente handgeschakelde transmissie

Er zijn twee versies van herstarten beschikbaar voor voertuigen met een handgeschakelde transmissie.

  • Conventionele herstart

    • Trap het koppelingspedaal in wanneer de versnellingspook in stand N (Neutraal) staat.

  • Late herstart (indien van toepassing)

    • Trap het koppelingspedaal in.

    • Schakel de transmissie.

    • Laat het rempedaal los.

OPMERKING
  • De late-herstartfunctie werkt alleen wanneer de auto op een vlakke ondergrond staat en stabiel is.

  • Trap eerst het rempedaal in en dan het koppelingspedaal om de auto op een veilige manier te starten.

  • De motor inschakelen, wanneer de auto niet beweegt en het rempedaal is ingetrapt (alleen bij late herstart):

    1. Trap het koppelingspedaal in en laat het los.

    2. Trap het koppelingspedaal onmiddellijk weer in.

  • Als de motor is afgeslagen, start deze pas weer wanneer u als volgt te werk gaat:

    1. Laat het koppelingspedaal opkopen wanneer de motor stilstaat.

    2. Trap het koppelingspedaal in.

Automatische transmissie/Double Clutch-transmissie

  • Laat het rempedaal los.

De motor start en het groene controlelampje AUTO STOP () op het instrumentenpaneel dooft.

De motor starten van uit Idle Stop-modus (Milde hybride elektrische auto)

Handgeschakelde transmissie/Intelligente handgeschakelde transmissie

  • Voorafgaand aan stilstand

    • Trap het koppelingspedaal in als dat nog niet is gebeurd.

    • Als u het koppelingspedaal al hebt ingetrapt, laat het rempedaal dan los of selecteer een andere stand dan N.

  • Na stilstand

    • Als u het koppelingspedaal al hebt ingetrapt, laat het rempedaal dan los of selecteer een andere stand dan N. Als u het koppelingspedaal nog niet hebt ingetrapt, herstart de motor volgens de LATE-herstartprocedure.

      1. Trap het koppelingspedaal in.

      2. Schakel de transmissie.

      3. Laat het rempedaal los.

OPMERKING
  • De late-herstartfunctie werkt alleen wanneer de auto op een vlakke ondergrond staat en stabiel is.

  • Trap eerst het rempedaal in en dan het koppelingspedaal om de auto op een veilige manier te starten.

  • De motor inschakelen, wanneer de auto niet beweegt en het rempedaal is ingetrapt (alleen bij late herstart):

    1. Trap het koppelingspedaal in en laat het los.

    2. Trap het koppelingspedaal onmiddellijk weer in.

  • Als de motor is afgeslagen, start deze pas weer wanneer u als volgt te werk gaat. (alleen bij late herstart):

    1. Laat het koppelingspedaal opkopen wanneer de motor stilstaat.

    2. Trap het koppelingspedaal in.

  • Wanneer de rijsnelheid na een ISG STOP toeneemt in plaats van afneemt, kan het zijn dat de motor automatisch herstart.

Automatische transmissie/Double Clutch-transmissie

  • Laat het rempedaal los.

OPMERKING

Wanneer de rijsnelheid na een ISG STOP toeneemt in plaats van afneemt, kan het zijn dat de motor automatisch herstart.

Werkingsvoorwaarde(n) van het ISG-systeem

Het ISG-systeem werkt wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De bestuurder heeft de veiligheidsgordel vastgemaakt.

  • Het bestuurdersportier en de motorkap zijn gesloten.

  • Het vacuüm van de rembekrachtiger is in orde.

  • De accusensor is ingeschakeld en de accu is voldoende opgeladen.

  • De buitentemperatuur is niet te laag of te hoog.

  • De klimaatregeling voldoet aan de verwachtingen.

  • Het voertuig is voldoende opgewarmd.

  • De auto staat niet op een steile helling (Behalve handgeschakelde transmissie).

  • Het stuurwiel staat niet in een scherpe hoek gedraaid.

  • De auto staat niet op grote hoogte.

  • De voorruitontwaseming is uitgeschakeld.

  • U hebt de handschakelmodus niet geselecteerd (Behalve handgeschakelde transmissie).

  • Er is een bepaalde periode verlopen nadat de stand R (Achteruit) is verlaten.

De motor start ook in de volgende gevallen automatisch, zonder dat de bestuurder actie onderneemt:

  • Het vacuüm van de rembekrachtiger is laag.

  • U hebt de maximale afgezette tijd van de motor overschreden.

  • De airconditioning staat aan en de aanjagersnelheid staat in de hoogste stand.

  • De ruiten kunnen beslaan en de airconditioning is ingeschakeld.

  • De accu bevindt zich niet binnen het optimale werkingsbereik.

  • De koeling en verwarming door de klimaatregeling werkt onvoldoende.

  • Wanneer u de ISG OFF-toets indrukt terwijl de motor automatisch is gestopt (Behalve handgeschakelde transmissie).

  • De auto rijdt na stilstand.

  • U trapt het gas- en het rempedaal tegelijkertijd in. (Behalve handgeschakelde transmissie).

  • De veiligheidsgordel komt los of het bestuurdersportier staat open (Behalve handgeschakelde transmissie).

Het groene controlelampje AUTO STOP () op het instrumentenpaneel knippert gedurende 5 seconden.

OPMERKING

Als het ISG-systeem niet aan deze voorwaarden voor werking voldoet, wordt het ISG-systeem uitgeschakeld.

Controlelampje ISG-systeem

Het ISG-systeem wordt op het instrumentenpaneel aangegeven met het AUTO STOP-controlelampje ().

Het AUTO STOP-scherm toont de waarschuwingsmelding. (indien van toepassing)

LCD-waarschuwingsmelding

A: A utomatische stoptijd staat uit. Trap het koppelingspedaal en start de motor handmatig

Het kan zijn dat het systeem aangeeft dat de motor handmatig opnieuw moet worden gestart, wanneer het lampje in de ISG OFF-toets oplicht en als uw auto is uitgerust met een AUTO STOP-scherm, waarvan de waarschuwingsmelding continu verschijnt.

A: Laat het rempedaal los voor Auto Start

De motor start niet als de selectiehendel of selectieknop van de stand N (Neutraal) in de stand D (Rijden), handmatige modus of in R (Achteruit) wordt gezet zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt terwijl de auto automatisch wordt gestopt. Als u nu het rempedaal intrapt, wordt de motor weer gestart.

A: Schakel naar neutraal voor Auto Start

Een auto met een conventionele handmatige transmissie (niet 48V HEV en zonder Late herstart) kan de motor alleen herstarten in de stand N. Wanneer u een versnelling kiest zonder dat u het koppelingspedaal helemaal hebt ingetrapt, is er een waarschuwingszoemer te horen. U moet de motor in de stand N (Neutraal) herstarten.

A: Trap het koppelingspedaal voor Auto Start

Als de motor is uitgezet of als de auto beweegt en er een versnelling wordt geselecteerd terwijl het koppelingspedaal niet wordt ingetrapt, laat het systeem de afgebeelde waarschuwingsmelding zien. Wanneer de bestuurde het koppelingspedaal op dit moment helemaal intrapt, herstart de motor automatisch. (Alleen met ISG-systeem met late herstart, behalve 48V HEV)

Storing in het ISG-systeem

Het systeem werkt mogelijk niet wanneer:

  • Er een fout optreedt in de ISG-gerelateerde sensoren of het systeem.

Het gele controlelampje AUTO STOP () op het instrumentenpaneel blijft branden.

WAARSCHUWING

Als de motor zich in de modus Idle Stop bevindt, kan hij weer worden gestart zonder tussenkomst van de bestuurder. Schakel de motor uit door het contact of de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen) in de stand LOCK/OFF te zetten of de contactsleutel te verwijderen alvorens de auto te verlaten of een handeling uit te voeren in de motorruimte.

OPMERKING
  • Als het ISG-systeem steeds niet goed werkt, moet u uw voertuig zo snel mogelijk laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om contact op te nemen met een officiële Kia-dealer/servicepartner.

  • Wanneer het lampje in de toets ISG OFF gaat branden, dooft het mogelijk weer nadat u gedurende maximaal twee uur met een snelheid van ongeveer 80 km/h hebt gereden en de aanjagerknop in een lagere stand dan 2 hebt gezet. Als de ISG OFF-toets ondanks de procedure verlicht blijft, moet u uw voertuig zo spoedig mogelijk laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om contact op te nemen met een officiële Kia-dealer/servicepartner.

  • Als de AGM-accu opnieuw is aangesloten of vervangen, werkt de ISG-functie niet direct. Als u het ISG-systeem wilt gebruiken, moet de accusensor gedurende ongeveer 4 uur worden gekalibreerd met het contact uitgeschakeld. Zet de motor na de kalibratie 2 of 3 keer aan en uit.