Voorwaarden voor gebruik
Selecteer Achterwaartse veiligheid vanuit het menu Parkeerveiligheid van het infotainmentsysteem. De functie Aanrijdingspreventiesysteem parkeren wordt ingeschakeld wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
De achterklep en de portieren zijn gesloten
-
De elektronische handrem wordt gelost
-
De transmissie wordt in de stand R (achteruit) geschakeld
-
Uw rijsnelheid ligt lager dan 10 km/u (detecteren van voetgangers)
-
Uw rijsnelheid ligt lager dan 4 km/u (detecteren van voorwerpen)
-
De onderdelen van de functie Assistentie voor het vermijden van aanrijdingen bij parkeren, zoals de achteruitrijcamera en de ultrasoonsensoren achteraan, verkeren in normale staat
OSV054237LAls het Aanrijdingspreventiesysteem parkeren actief wordt, verschijnt er op het instrumentenpaneel een lijn achter het beeld van het voertuig.
De functie Aanrijdingspreventiesysteem parkeren werkt alleen nadat de transmissie in de stand R (achteruit) is geschakeld. Om de functie Aanrijdingspreventiesysteem parkeren opnieuw te activeren, schakelt u van een andere versnelling naar R (achteruit).