Voorzorgsmaatregelen

WAARSCHUWING
  • Zelfs in auto’s die zijn uitgerust met airbags dienen u en uw passagiers te allen tijde de aanwezige veiligheidsgordels te dragen, om de kans op letsel of de ernst daarvan bij een aanrijding of over de kop slaan te beperken.

  • Houd de SRS-onderdelen en -bedrading uit de buurt van water en andere vloeistoffen. Als onderdelen van de airbags niet meer functioneren omdat zij in contact zijn geweest met water of andere vloeistoffen, kan dat leiden tot brand of ernstige verwondingen.

  • Om ernstig letsel te voorkomen, moet de bestuurder altijd zo ver mogelijk van het stuurwiel af zitten. De voorpassagier moet de stoel altijd zo ver mogelijk naar achteren schuiven en helemaal achterin de stoel gaan zitten.

    De airbags worden bij een aanrijding onmiddellijk geactiveerd en door de grote kracht waarmee dit gebeurt, kunnen passagiers ernstig gewond raken als ze te dicht bij de airbag zitten.

  • Het activeren van de airbags kan letsel veroorzaken zoals schaafwonden, verwondingen als gevolg van een gebroken bril en brandwonden.

  • Als de airbags worden geactiveerd, worden de bij het airbagsysteem behorende onderdelen in het stuurwiel en/of instrumentenpaneel en/of de dakrails boven de voor- en achterportieren zeer heet. Raak de onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat een airbag opgeblazen is, om letsel te voorkomen.

  • De airbags voor en de zijairbags kunnen letsel veroorzaken als de inzittenden voor niet in de juiste positie zitten.

  • Het gevaar bestaat dat de bestuurdersairbag en/of de voorste passagiersairbag en/of de zijairbag en gordijnairbag niet of niet op de juiste manier worden geactiveerd in geval van een aanrijding.

  • Plaats nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren is gericht op de passagiersstoel, tenzij de voorairbag van de passagier is uitgeschakeld. Het kind kan ernstig letsel oplopen als de airbag bij een aanrijding wordt geactiveerd.

  • Plaats of steek nooit een voorwerp in een kleine opening in de buurt van de zijairbaglabels die aan de autostoelen zijn bevestigd. Wanneer de airbag wordt geactiveerd, kan het voorwerp het opblazen van de airbag beïnvloeden en een onverwacht ongeluk of lichamelijk letsel tot gevolg hebben.

  • Er mogen geen voorwerpen (zoals dashboardafdekking, mobiele telefoonhouder, bekerhouder, parfum of etiketten) worden aangebracht op of in de buurt van de airbags op het stuurwiel, het instrumentenpaneel, de voorruit en het voorpassagierspaneel boven het handschoenkastje. Dergelijke voorwerpen kunnen letsel veroorzaken als de auto betrokken raakt bij een aanrijding die ernstig genoeg is om de airbags te activeren. Plaats geen voorwerpen op de airbag of tussen de airbag en uzelf.

  • Monteer of plaats geen accessoires (bekerhouder, cassettehouder, stickers enz.) op het paneel boven het dashboardkastje in auto’s met een voorpassagiersairbag. Dergelijke voorwerpen kunnen gevaarlijke projectielen worden en letsel veroorzaken wanneer de passagiersvoorairbag wordt geactiveerd.

  • Plaats een eventuele luchtverfrisser ook niet in de buurt van het instrumentenpaneel of op het dashboard. Dit kan een gevaarlijk projectiel worden en letsel veroorzaken wanneer de airbag voorpassagier geactiveerd wordt.

  • Gebruik altijd veiligheidsgordels en kinderzitjes - elke reis, elke keer, iedereen! De airbags worden met aanzienlijke kracht in een zeer korte tijd gevuld. Veiligheidsgordels houden de inzittenden in de juiste positie, zodat ze optimaal kunnen profiteren van de airbags. Ook in een auto met airbags kunnen de inzittenden ernstig letsel oplopen tijdens het activeren van de airbag als de inzittenden de gordels niet of niet op de juiste wijze dragen. Volg altijd de voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheidsgordels, airbags en de zitplaatsen in dit instructieboekje zorgvuldig op.

  • Ga niet te dicht op de airbag zitten, dat geldt ook voor uw voorpassagier en leun niet onnodig naar voren. Als u of uw voorpassagier te dicht op de airbag zit, kan er door het activeren van de airbag ernstig letsel ontstaan.

  • Er mogen geen objecten op of in de buurt van de airbags in het stuurwiel, op het dashboard of op het dashboardpaneel boven het handschoenkastje worden geplaatst omdat dergelijke voorwerpen letsel kunnen veroorzaken als de airbags bij een aanrijding geactiveerd worden.

  • Een kinderzitje mag nooit op de voorstoel worden geplaatst. Het kind kan ernstig letsel oplopen als de airbag bij een aanrijding wordt geactiveerd.

  • Voor een maximale bescherming bij alle soorten aanrijdingen moeten alle inzittenden, inclusief de bestuurder, hun veiligheidsgordel dragen, ongeacht het feit of er voor hun positie een airbag aanwezig is. Ga tijdens het rijden niet dichter bij de airbag zitten dan nodig is en leun ook niet onnodig voorover.

  • Een onjuiste zithouding of zitpositie kan bij een aanrijding ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Alle inzittenden moeten rechtop zitten, met de rugleuning zo rechtop mogelijk, midden op de zitting en met de veiligheidsgordel om, de benen comfortabel gestrekt en de voeten op de vloer, totdat de auto is geparkeerd en de contactsleutel is verwijderd.

  • Het SRS-airbagsysteem vult de airbags erg snel om in geval van een aanrijding maximale bescherming te kunnen bieden. Als een inzittende niet in de juiste positie zit, omdat hij of zij de veiligheidsgordel niet draagt, kan de airbag teveel kracht op de inzittende uitoefenen, waardoor deze ernstig of dodelijk letsel zou kunnen oplopen.

  • De zijairbag en centrale bestuurdersairbag vullen de veiligheidsgordel van de bestuurder en de passagier aan, maar vervangen deze niet. Draag daarom tijdens het rijden altijd uw veiligheidsgordel. De airbags worden alleen geactiveerd bij een aanrijding van opzij of een rolbeweging (alleen als het voertuig is uitgerust met een koprolsensor) die krachtig genoeg is om de inzittenden letsel te berokkenen.

  • Om te vermijden dat de zijairbag en de middenairbag van de bestuurder onverwachts geactiveerd worden, wat tot persoonlijk letsel kan leiden, dient u een botsing tegen de zijdelingse botsingssensor te vermijden wanneer het voertuig in de stand POWER ON of DRIVE READY staat en binnen ongeveer 3 minuten nadat het voertuig in stand OFF staat.

  • Let op dat u niet tegen plaatsen aanstoot waar de airbags of sensoren zijn ingebouwd. Anders kan de airbag onverwacht geactiveerd worden waardoor ernstig persoonlijk letsel op kan treden.

  • Als de inbouwpositie van de airbagsensoren wordt gewijzigd, kan dit ertoe leiden dat de airbags worden geactiveerd in situaties waarin dit niet nodig is, of dat de airbags niet worden geactiveerd in situaties waar het wel nodig is. Dit kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel. Voer daarom geen reparaties uit aan of in de buurt van de airbagsensoren. Laat het systeem onderhouden door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Houd de SRS-onderdelen en -bedrading uit de buurt van water en andere vloeistoffen. Als onderdelen van de airbags niet meer functioneren omdat zij in contact zijn geweest met water of andere vloeistoffen, kan dat leiden tot brand of ernstige verwondingen.

  • Wijzig onderdelen van het aanvullend veiligheidssysteem of de bedrading niet, maak deze onderdelen of de bedrading ervan niet los, breng geen stickers enzovoort op afdekkappen van het systeem aan en wijzig niets aan de carrosseriestructuur. Als u dit wel doet, zou het de prestatie van het SRS nadelig kunnen beïnvloeden en mogelijk letsel veroorzaken. Laat het systeem indien nodig onderhouden door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Als onderdelen van het airbagsysteem moeten worden afgevoerd of het voertuig moet worden gerecycled, moeten vanwege brandgevaar bepaalde veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen, zoals het verwijderen van het SRS en gordelspanners uit het voertuig. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen en procedures vergroot de kans op persoonlijk letsel. Een officiële Kia-dealer kent deze voorzorgsmaatregelen en kan u de benodigde informatie verstrekken.

  • Modificaties aan onderdelen van het aanvullend veiligheidssysteem of de bedrading, inclusief het aanbrengen van stickers enz. op afdekkappen of modificaties aan de carrosseriestructuur kunnen ertoe leiden dat het systeem niet goed werkt, waardoor letsel kan ontstaan.

  • Als de inzittenden niet in de juiste positie zitten, kunnen ze te dicht bij een zich vullende airbag komen, delen in het interieur van de auto raken of uit de auto worden geslingerd met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.

LET OP
  • Airbags en gordelspanners bevatten explosieve chemicaliën. Het afvoeren van aan voertuig zonder de airbags en gordelspanners te verwijderen, kan leiden tot brand. Neem voor u een voertuig afvoert, contact op met een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Installeer of plaats geen accessoires in de buurt van plekken waar airbags worden opgeblazen, zoals het instrumentenpaneel, ruiten, stijlen en dakrails.

  • Als de airbag wordt geactiveerd, kan er een luide knal klinken en fijn stof vrijkomen in het voertuig. Dit is normaal en niet gevaarlijk; het fijne poeder wordt gebruikt bij het vouwen van de airbags. Het stof dat vrijkomt bij het activeren van de airbag kan huid- of oogirritatie veroorzaken en astmatische klachten bij daarvoor gevoelige personen verergeren. Was de huid die in aanraking is gekomen met het stof dat vrijkomt bij het activeren van de airbag altijd af met koud water en een milde zeepoplossing.

  • SRS werkt alleen wanneer het voertuig in de stand POWER ON of DRIVE READY staat en binnen ongeveer 3 minuten nadat het voertuig in stand OFF staat. Als het waarschuwingslampje SRS-airbag niet gaat branden of na ongeveer 6 seconden continu blijft branden wanneer het voertuig in stand POWER ON of DRIVE READY staat, of nadat het voertuig is gestart, of tijdens het rijden gaat branden, dan werkt het SRS niet naar behoren. Laat het systeem in dat geval nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Vervoer een kind nooit op de voorstoel in een kinderzitje of op een zitkussen.

  • Vervoer kinderen altijd op de achterstoelen met de veiligheidsgordels om. Dat is de veiligste plaats voor kinderen van alle leeftijden.

  • Leun nooit tegen het portier of de middenconsole - ga altijd rechtop zitten.

  • Als het waarschuwingslampje van de SRS-airbag tijdens het rijden blijft branden, moet u het systeem laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Airbags zijn maar één keer te gebruiken. Laat het systeem vervangen door een professionele werkplaats als de airbags opgeblazen worden. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • De SRS is ontworpen om de forntaitbags alleen te activeren bij een aanrijding die voldoende ernstig is. Verder kunnen de airbags maar één keer worden geactiveerd. Draag te allen tijde de veiligheidsgordels.

  • De airbags voor zijn niet ontworpen om te worden geactiveerd bij een aanrijding van opzij, van achteren of bij het over de kop slaan van de auto. Verder worden de airbags voor niet geactiveerd als de kracht van de aanrijding de drempelwaarde niet overschrijdt.

  • Laat passagiers niet met het hoofd of lichaam tegen het portier leunen, hun armen uit het raam steken of voorwerpen tussen de passagier en de portieren plaatsen als de auto is uitgerust met zijairbags en/of gordijnairbags.

  • Voor de beste bescherming van de zijairbags en om letsel te voorkomen, dienen de bestuurder en de voorpassagier rechtop te zitten en de veiligheidsgordel op de juiste manier vast te maken.

  • Gebruik geen stoelhoezen. Het gebruik van stoelhoezen kan de werking van het systeem in negatieve zin beïnvloeden.

  • Plaats geen voorwerpen op de airbag of tussen de airbag en uzelf. Bevestig ook geen voorwerpen rond de omgeving waar de airbag opblaast, zoals de portieren, de zijruiten en de voor- en achterstijlen.

  • Plaats geen voorwerpen tussen het portier en de stoel. Dit kunnen gevaarlijke projectielen worden als de zijairbag wordt opgeblazen.

  • Breng geen accessoires aan op of in de buurt van de zijairbags.

  • Uit veiligheidsoverwegingen mag u geen zware artikelen aan de kledinghaken ophangen.

  • De zijairbags en gordijnairbags bieden een optimale bescherming als de inzittenden zo ver mogelijk rechtop zitten en hun gordel op de juiste manier dragen. Vooral voor kinderen is het belangrijk dat ze in een geschikt kinderzitje op de achterstoelen zitten.

  • Laat passagiers niet met het hoofd of lichaam tegen het portier leunen, hun armen uit het raam steken of voorwerpen tussen de passagier en de portieren plaatsen als de auto is uitgerust met zijairbags en/of gordijnairbags.

  • Probeer nooit onderdelen van de zijairbags of gordijnairbags te openen of te repareren. Laat het systeem indien nodig onderhouden door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Er kunnen problemen ontstaan als de hoek waaronder de sensoren zijn ingebouwd wordt gewijzigd als gevolg van vervorming van de voorbumper, de carrosserie of de B-stijl, waar de airbagsensoren zijn ingebouwd. Laat het systeem in dat geval onderhouden door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Uw auto is ontworpen om botsenergie zoveel mogelijk te absorberen en in bepaalde gevallen de airbag(s) te activeren. Gebruik uitsluitend originele Kia-onderdelen of onderdelen van gelijkwaardige kwaliteit om bumperbeschermers te installeren of een bumper te vervangen. Indien dat niet gebeurt, kan dit bij een aanrijding een negatief effect hebben op de prestaties van uw voertuig en de activering van de airbags.

  • Als uw voertuig is uitgerust met een zij- en gordijnairbag, zet u het voertuig in de stand OFF en wacht u ongeveer 3 minuten wanneer het voertuig wordt gesleept. De zij- en gordijnairbags kunnen binnen 3 minuten worden geactiveerd wanneer het voertuig in de stand POWER ON, DRIVE READY of OFF staat, en de koprolsensor de situatie herkent als over de kop slaan.

  • Schakel de voorpassagiersairbag alleen maar uit als de auto in de UIT-stand staat, omdat er anders een defect kan ontstaan in de SRS-controlemodule. Verder kan het hierdoor voorkomen dat de bestuurdersairbag en/of de passagiersvoorairbag en/of de zijairbag en gordijnairbag niet of niet op de juiste manier worden geactiveerd in geval van een aanrijding.

  • De airbags zijn verpakt in dit fijne poeder. Het stof dat vrijkomt bij het activeren van de airbag kan huid- of oogirritatie veroorzaken en astmatische klachten bij daarvoor gevoelige personen verergeren. Was de huid die in aanraking is gekomen met het stof dat vrijkomt bij het activeren van de airbag altijd af met koud water en een milde zeepoplossing.

  • Voordat u een zekering vervangt of een batterijpool losmaakt, moet u het voertuig in stand UIT zetten. Vervang of verwijder een aan het airbagsysteem gerelateerde zekering nooit als het voertuig in de stand POWER ON of DRIVE READY staat. Het niet opvolgen van deze waarschuwing zal ertoe leiden dat het waarschuwingslampje SRS-airbag zal gaan branden.

  • Als uw auto onder water gestaan heeft en de vloerbedekking doorweekt is of er water op de vloer staat, moet u niet proberen de auto te starten; laat uw auto in die situatie nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan contact op te nemen met een officiële Kia-dealer/servicepartner.

  • Als onderdelen van het airbagsysteem moeten worden afgevoerd of de auto moet worden gerecycled, moeten bepaalde veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Een officiële Kia-dealer kent deze voorzorgsmaatregelen en kan u de benodigde informatie verstrekken. Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen en procedures vergroot de kans op persoonlijk letsel.

  • Kinderen tot en met 13 jaar moeten altijd plaatsnemen op de achterstoel en de gordel op de juiste manier dragen. Laat kinderen nooit op de voorpassagiersstoel meerijden. Als een kind ouder dan 13 jaar op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden gezet.

  • Als kinderen op een van de buitenste zitplaatsen achterin zitten, moeten ze in een geschikt kinderzitje zitten.

  • Plaats het kinderzitje zo ver mogelijk weg van het portier en zet het goed vast.

  • Als de ON/OFF-schakelaar van de voorpassagiersairbag niet goed werkt, zal het waarschuwingslampje airbag op het instrumentenpaneel gaan branden. Het controlelampje van de voorpassagiersairbag OFF ( ) zal niet gaan branden (het controlelampje ON van de voorpassagiersairbag gaat branden), de SRS-controlemodule zal de voorpassagiersairbag opnieuw inschakelen en de voorpassagiersairbag zal worden geactiveerd bij een frontale aanrijding, zelfs als de ON/OFF-schakelaar van de voorpassagiersairbag in de stand OFF staat ( ). Laat het systeem in dat geval nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Als het waarschuwingslampje van de SRS-airbag knippert of niet gaat branden als het voertuig in de stand POWER ON of DRIVE READY staat, of als het gaat branden tijdens het rijden, moet u het systeem laten controleren door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • De ON/OFF-schakelaar van de voorpassagiersairbag kan eventueel ook worden bediend met een vergelijkbaar klein en stevig voorwerp. Controleer altijd de status van de ON/OFF-schakelaar van de bestuurdersairbag en het controlelampje ON/OFF van de voorpassagiersairbag. De bestuurder is verantwoordelijk voor de juiste stand van de ON/OFF-schakelaar van de voorpassagiersairbag.

  • Schakel de voorpassagiersairbag alleen maar uit als de auto in de UIT-stand staat, omdat er anders een defect kan ontstaan in de SRS-controlemodule.

  • Monteer ook als uw auto is voorzien van een ON/OFF-schakelaar voor de passagiersvoorairbag geen kinderzitje op de bijrijdersstoel. Een kinderzitje mag nooit op de voorstoel worden geplaatst. Kinderen die te groot zijn voor een kinderzitje moeten plaatsnemen op de achterstoelen en gebruikmaken van de aanwezige driepuntsgordels. Bij een aanrijding zitten kinderen het veiligst op de achterbank als ze op de juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels.

OPMERKING
  • Zodra het niet meer nodig is een kind te vervoeren op de voorpassagiersstoel, moet de airbag voor de voorpassagier weer worden ingeschakeld.

  • De bestuurder moet zijn handen in de stand 9:00 en 3:00 op het stuurwiel plaatsen. De passagier moet zijn handen op de schoot houden.

  • Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u er wel op moet letten dat u alle bedieningsorganen nog goed kunt bereiken.

  • Laat het systeem onderhouden door een professionele werkplaats als de stoel of stoelhoes beschadigd is. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Het aanvullend veiligheidssysteem is zodanig ontworpen dat de airbags vóór alleen worden geactiveerd als de kracht van de aanrijding een bepaalde drempel overschrijdt en de aanrijding plaatsvindt onder een hoek die kleiner is dan 30° ten opzichte van de lengteas van de auto.

  • De airbags voor zijn niet ontworpen om te worden geactiveerd bij een aanrijding van opzij, van achteren of bij het over de kop slaan van de auto. Verder worden de airbags voor niet geactiveerd als de kracht van de aanrijding de drempelwaarde niet overschrijdt.

  • De airbags worden alleen geactiveerd bij een aanrijding van opzij of een rolbeweging (alleen als het voertuig is uitgerust met een koprolsensor) die krachtig genoeg is om de inzittenden letsel te berokkenen.

  • Als de airbag wordt geactiveerd, kan er een luide knal klinken en fijn stof vrijkomen in het voertuig. Deze omstandigheden zijn niet gevaarlijk.

  • Reinig de afdekkappen van de airbags alleen met een zachte, droge doek of met een doek die bevochtigd is met schoon water. Oplos- en reinigingsmiddelen kunnen het materiaal van de afdekkappen aantasten en de werking van het systeem in negatieve zin beïnvloeden.

  • Indien uitgerust met een koprolsensor

    • De airbags worden bij over de kop slaan (indien zij- of gordijnairbags aanwezig zijn) onmiddellijk geactiveerd om de inzittenden te beschermen tegen ernstig letsel.

    • De zij- en gordijnairbags zijn zo ontworpen dat ze worden geactiveerd wanneer door een koprolsensor wordt waargenomen dat de auto over de kop slaat. De zij- en gordijnairbags kunnen worden geactiveerd als de auto over de kop slaat, wanneer dit door de koprolsensor wordt gedetecteerd.

    • Ofschoon de airbags vóór (voor bestuurder en voorpassagier) zijn ontworpen voor frontale aanrijdingen, kunnen ze ook bij andere aanrijdingen, waarbij een bepaalde vertraging in de lengterichting optreedt, worden geactiveerd. Ofschoon de airbags opzij (zijairbags en gordijnairbags) ontworpen zijn voor zijdelingse aanrijdingen, kunnen ze ook bij andere aanrijdingen, waarbij een bepaalde vertraging in de dwarsrichting optreedt, worden geactiveerd. Zijairbags en gordijnairbags kunnen bijvoorbeeld geactiveerd worden indien koprolsensoren aangeven dat de auto over de kop zou kunnen slaan (zelfs als dit niet daadwerkelijk gebeurt) of in andere situaties, zoals wanneer de auto kantelt terwijl hij gesleept wordt. Hoewel zijairbags en/of gordijnairbags geen impactbescherming bieden bij het over de kop slaan, worden ze toch geactiveerd om te voorkomen dat inzittenden naar buiten kunnen worden geslingerd, met name als zij een veiligheidsgordel dragen. De airbags kunnen ook worden geactiveerd als de auto zware stoten ondervindt bij het rijden op zeer slechte wegen. Rijd daarom voorzichtig op slechte wegen of op terrein dat niet bedoeld is voor autorijden om het onbedoeld activeren van airbags te voorkomen.

    • Als de schakelaar voor de voorpassagiersairbag in de ON-stand staat, kan de airbag worden geactiveerd en mag er op de voorpassagiersstoel geen baby- of kinderzitje worden geplaatst.

    • Als de ON/OFF-schakelaar voor de voorpassagiersairbag op OFF staat, is de voorairbag uitgeschakeld.

  • Indien niet uitgerust met een koprolsensor

    • Als de auto is uitgerust met zij- en gordijnairbags, worden deze mogelijk geactiveerd wanneer de auto over de kop slaat als gevolg van een aanrijding van opzij.