Bedienen
OSV054289

De functie Rijhulp voor wisselen van rijstrook op de snelweg wordt actief wanneer u de richtingaanwijzer naar de stand (3) of (2) beweegt terwijl de functie in de gereed-status ( ) (het controlelampje is groen) en aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • De bestuurder heeft zijn/haar hand op het stuurwiel

  • Er is geen aanrijdingsrisico in de richting van de rijstrookwissel

  • Er is een weg met twee rijstroken met onderbroken lijnen in kleur in de richting van de rijstrookverandering

  • Er zijn geen waarschuwingen van de Ondersteuning botsingsvermijding voorzijde of het Waarschuwingssysteem aanrijdingen dode hoek

  • Het voertuig rijdt in het midden van de rijstrook (mag niet te dicht bij de rand van de rijstrook rijden)

  • De weg waarop u rijdt of de weg waarop u van rijstrook gaat wisselen, is een weg waarop de functie kan werken

OPMERKING
  • Als de richtingaanwijzerhendel in de stand (3) wordt gezet, wordt de functie Rijhulp voor wisselen van rijstrook op de snelweg actief. Als de richtingaanwijzerhendel daarna in de neutrale stand wordt gezet, wordt de Rijhulp voor wisselen van rijstrook op de snelweg geannuleerd voordat u invoegt op de rijstrook.

    De functie Rijhulp voor wisselen van rijstrook op de snelweg wordt niet geannuleerd nadat u de rijstrook bent opgereden. Pas wanneer de rijstrookwissel is afgerond, wordt de functie geannuleerd en gaat de richtingaanwijzer uit.

  • Wanneer u de richtingaanwijzerhendel een bepaalde tijd in de stand 2 hebt gezet, verschijnt de groene pijl. Op dat moment wordt de rijstrookwissel nog steeds ondersteund, ook als u de hendel loslaat en die terugkeert naar zijn oorspronkelijke stand.

  • Zolang de rijstrookwissel door de functie wordt gedaan, zal de richtingaanwijzer, gaat het controlelampje van de richtingaanwijzer branden, ook als u de richtingaanwijzer vasthoudt en dooft het controlelampje zodra de rijstrookwissel voltooid is.