Achteruitzicht
![]() OSV054013 |
(1) Toets Parkeren/Weergave |
Druk op de toets Parkeren/Weergave (1) om de functie Achteruitrijmonitor aan te zetten.
Druk opnieuw op de toets om de functie uit te schakelen.
![]() OSV054087L |
(2) Knop voor wisselen van weergave (3) Back (terug)-toets |
![]() OSV054167 |
(4) Bedieningstoets van het infotainmentsysteem |
De achteruitkijkfunctie van het Panoramisch beeldscherm geeft de situatie aan de achterkant van het voertuig weer op het navigatiesysteem volgens de instellingen van de bestuurder, wat helpt bij het veilig parkeren.
Tijdens het parkeren
Tijdens het parkeren wordt het achteraanzicht van het Panoramisch beeldscherm geactiveerd in de volgende gevallen:
-
In de stand P (parkeren) of N (neutraal) of D (rijden) met een voertuigsnelheid lager dan 10 km/u (6 mph), door op de toets Parkeren/Weergave (1) te drukken en vervolgens te drukken op de weergave-omschakelknop (2) om het achteraanzicht te selecteren
-
Bij schakelen naar R (achteruit)
Door op de weergave-omschakelknop (2) op het Panoramisch beeldscherm te drukken, kunt u het achteraanzicht, het bovenaanzicht achteraan, het achteraanzicht aan de zijkant of het brede achteraanzicht selecteren.
Tijdens het parkeren wordt de achteruitkijkfunctie van het Panoramisch beeldscherm in de volgende omstandigheden uitgeschakeld wanneer het voertuig zich in de modus P (parkeren), N (neutraal) of D (rijden) bevindt:
-
Schakelen van N (neutraal) of D (rijden) naar P (parkeren)
-
De toets Parkeren/Weergave (1) wordt ingedrukt
-
Als de starttoets op het Panoramisch beeldscherm (3) wordt ingedrukt
-
Als de bedieningstoets van het infotainmentsysteem (4) wordt ingedrukt.
-
Er wordt sneller gereden dan 10 km/u (6 mph)
Wanneer het voertuig in R (achteruit) staat, wordt de achteruitkijkfunctie van het Panoramisch beeldscherm uitgeschakeld in de volgende omstandigheden:
-
Schakelen naar P (parkeren)
-
Wanneer de achterste monitor wordt geactiveerd, wordt de laatst gebruikte weergavemodus gebruikt.
-
In de positie R (achteruit) wordt de video niet uitgeschakeld door op de aan/uit-knop van het infotainmentsysteem (4) te drukken.
Tijdens het rijden
Tijdens het rijden wordt het achteraanzicht van het Panoramisch beeldscherm geactiveerd in de volgende omstandigheden:
-
In de stand N (Neutraal) of D (Rijden) met een voertuigsnelheid hoger dan 10 km/u (6 mph), door op de toets Parkeren/Weergave (1) te drukken en vervolgens te drukken op de weergave-omschakelknop (2) om het achteraanzicht te selecteren
Door op de weergave-omschakelknop (3) op het Panoramisch beeldscherm te drukken, kunt u het achteraanzicht of het brede achteraanzicht selecteren.
De achteruitkijkfunctie van het Panoramisch beeldscherm wordt uitgeschakeld tijdens het rijden in de volgende omstandigheden:
-
Schakelen naar P (parkeren)
-
De toets Parkeren/Weergave (1) wordt ingedrukt
-
Als de starttoets op het Panoramisch beeldscherm (3) wordt ingedrukt
-
Als de bedieningstoets van het infotainmentsysteem (4) wordt ingedrukt.
-
Tijdens het rijden wordt het laatst gebruikte beeld weergegeven wanneer het achteraanzicht wordt ingeschakeld.
-
De parkeerrichtlijnen achteraan worden tijdens het rijden niet weergegeven in het achteraanzicht.
-
Zelfs als de voertuigsnelheid onder de 10 km/u (6 mph) daalt, blijft het vooraanzicht behouden wanneer het vooraanzicht tijdens het rijden wordt geactiveerd.
-
Wanneer het vooraanzicht tijdens het rijden wordt geactiveerd, worden het vooraanzicht aan de bovenkant en het vooraanzicht aan de zijkant bij alle snelheden gedeactiveerd.


