Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Lane Following Assist (LFA) > Werking van de Lane Following Assist

Werking van de Lane Following Assist

De volgende twee stappen zijn nodig om de Lane Following Assist te gebruiken:

  1. De Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) moet ingeschakeld zijn en

  2. SCC-functie moet worden geactiveerd

Met de toets START/STOP in de stand [ON], kiest of verandert u de instelling in "User setting (gebruikersinstelling) → Driver Assistance (rijondersteuning) → Driving assist (rijassistentie) → Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen)".

Selecteer Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) in de gebruikersinstellingen van het instrumentenpaneel.

De status van de Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) wordt door de functie onthouden en hoeft daarom niet bij elke rit opnieuw te worden ingeschakeld.

  1. Druk op de knop Driving Assist (Bestuurdershulp) om de functie in te schakelen. Het controlelampje CRUISE in het instrumentenpaneel gaat branden.

  2. Accelereer naar de gewenste snelheid.

    De snelheid van de Smart Cruise Control kan als volgt worden ingesteld:

    • 10 km/u (5 mph)~160 km/u (100 mph): als er geen voorligger is

    • 0 km/u (0 mph)~160 km/u (100 mph): als er wel een voorligger is

  3. Druk op de schakelaar SET- en laat de toets los zodra de gewenste snelheid is bereikt. De ingestelde snelheid en de tussenafstand op het LCD-display gaan branden.

  4. Laat het gaspedaal los. De gewenste snelheid wordt nu automatisch aangehouden.

Zodra het systeem in werking treedt, gaat het controlelampje () op het instrumentenpaneel branden.

Het controlelampje brandt naargelang de functiestatus in de volgende kleuren.

Groen: actief

Wit: stand-by

Zie Meer details voor meer SCC-instellingen.

Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) activeren

Als het voertuig zich binnen de rijstrook bevindt en beide rijstroken worden door de functie herkend en de bestuurder maakt geen scherpe stuurbewegingen, dan gaat de Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) over naar de stuurbekrachtigingsmodus. Het controlelampje wordt groen en de functie ondersteunt het sturen om het voertuig in zijn rijstrook te houden.

Wanneer de controle over het stuur tijdelijk uitstaat, knippert het controlelampje in het groen en wordt het wit.

Wanneer beide rijstroken niet worden herkend door de functie, regelt de functie het stuurwiel in beperkte mate of er nu een voorligger is of niet.

Waarschuwing

De Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) zorgt ervoor dat het voertuig op zijn rijstrook blijft. De Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) garandeert de veiligheid niet 100%. Neem beslissingen op de weg op grond van de omstandigheden en denk altijd om de veiligheid. Vertrouw nooit volledig op uw de Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen).

Waarschuwing

Als u tijdens het rijden het stuur loslaat terwijl de Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) het sturen ondersteunt, wordt de losse-handenwaarschuwing geactiveerd.

Als de bestuurder het stuur loslaat, zelfs als de losse-handenwaarschuwing actief is, wordt de stuurbekrachtiging tijdelijk automatisch uitgeschakeld.

Als u uw handen weer op het stuur legt terwijl de Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) uitstaat, wordt de stuurbekrachtiging weer actief.

Let op
  • De losse-handenwaarschuwing kan door de staat van de weg worden vertraagd. Houd uw handen daarom altijd op het stuurwiel tijdens het rijden.

  • Houd het stuur stevig vast. Anders kan de Lane Following Assist (hulp bij rijbaan volgen) ten onrechte oordelen dat de bestuurder het stuur los heeft gelaten en een losse-handenwaarschuwing geven.