Zoek enkel op titel
Home > Wat te doen in een noodgeval > Controlesysteem lage bandenspanning (TPMS) (Type B) > Waarschuwingslampje lage bandenspanning

Waarschuwingslampje lage bandenspanning

Wanneer de waarschuwingslampjes van het controlesysteem lage bandenspanning branden en er een waarschuwingsmelding op het LCD-scherm in het instrumentenpaneel wordt weergegeven, is de bandenspanning van een of meerdere banden te laag.

Wanneer een van deze waarschuwingslampjes gaat branden, verminder dan onmiddellijk snelheid, vermijd scherp aansnijden van bochten en anticipeer op een langere remweg. Zet de auto zo snel mogelijk stil en controleer de banden. Breng de banden op de juiste spanning zoals aangegeven op het voertuigplaatje of het bandenspanningslabel op de middenstijl aan de bestuurderszijde. Reset daarna het TPMS volgens de TPMS-resetprocedure.

Vervang de band met een te lage bandenspanning door het reservewiel als u geen tankstation kunt bereiken of als de band lek is.

Het waarschuwingslampje lage bandenspanning blijft branden en het controlelampje storing TPMS kan mogelijk gedurende ongeveer 1 minuut knipperen en daarna blijven branden tot de band met de lage bandenspanning is gerepareerd en op de auto is gemonteerd.

LET OP

Mogelijk gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning in de winter of bij koud weer branden als de banden bij warm weer op de aanbevolen spanning zijn gebracht. Het betekent niet dat uw TPMS defect is, omdat de lagere temperatuur een evenredig lagere bandenspanning tot gevolg heeft.

Controleer de bandenspanning en stel deze af wanneer u van een warm gebied naar een koud gebied of vice versa rijdt, of wanneer de buitentemperatuur aanmerkelijk toe- of afneemt.

Reset daarna het TPMS volgens de TPMS-resetprocedure.

Het TPMS kalibreert mogelijk niet goed in volgende omstandigheden.

  • Het TPMS is niet correct opnieuw ingesteld.

  • Er zijn geen originele banden gebruikt.

  • U rijdt op besneeuwde of gladde wegen.

  • U accelereert of decelereert krachtig of moet krachtig aan het stuur draaien.

  • U rijdt te langzaam of te snel.

  • De banden dragen een zware en oneven last.

  • Er is een reservewiel gemonteerd of er zijn sneeuwkettingen aangebracht.

WAARSCHUWING

Schade door lage bandenspanning

Een te lage bandenspanning zorgt ervoor dat de auto instabiel wordt en kan ervoor zorgen dat u de controle over de auto verliest en dat de remweg wordt verlengd.

Doorrijden op banden met een te lage spanning kan oververhitte en defecte banden tot gevolg hebben.