Zoek enkel op titel
Home > Wat te doen in een noodgeval > Controlesysteem lage bandenspanning (TPMS) > Wanneer het waarschuwingslampje oplicht

Wanneer het waarschuwingslampje oplicht

A: Lage bandenspanning

Omstandigheid/heden

  • Eén of meer banden hebben merkelijk lage spanning.

Procedure

  • Het bijbehorende positielampje gaat branden om aan te geven welke band er een aanzienlijk lage spanning heeft.

  • Verminder uw snelheid, vermijd scherp bochten en anticipeer op langere remafstanden.

  • Stop zo snel mogelijk en controleer de banden.

  • Pomp de banden op tot de gespecificeerde spanning.

  • Vervang de band met te lage spanning door een reserveband, als dit niet mogelijk is.

  • Wanneer u ongeveer 10 minuten rijdt met een snelheid hoger dan 35 km/u na het vervangen van de band met lage spanning door het reservewiel, doet zich het volgende voor:

    • Het controlelampje storing TPMS knippert gedurende ca. 1 minuut en blijft daarna branden omdat de TPMS-sensor niet op het reservewiel is gemonteerd. (reservewiel met sensor niet in auto)

    • Het controlelampje storing TPMS blijft continu branden tijdens het rijden omdat de TPMS-sensor niet op het reservewiel is gemonteerd. (reservewiel met sensor in auto)