Zoek enkel op titel
Home > Kenmerken van uw auto > Stuurwiel > Stuurverwarming

Stuurverwarming (indien van toepassing)

Wanneer het contact op ON staat of de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen) op ON staat, kunt u door het indrukken van de toets van de stuurwielverwarming het stuurwiel verwarmen. Het controlelampje op de toets gaat branden.
  • Druk op de toets stuurwielverwarming. Wanneer u op de verwarmingsknop van het stuurwiel drukt, gaat de indicator branden en wordt het stuurwiel opgewarmd.

  • Om brandwonden bij lage temperaturen te voorkomen, wordt de temperatuur van het stuurwiel automatisch aangepast nadat de stuurwielverwarming handmatig is ingeschakeld.

    Niveau stuurwielverwarming

    Bedieningstijd

    Uit

    -

    2 (Sterk)

    30 minuten

    1 (Zwak)

    -

    • Wanneer u de stuurverwarming op het 2e niveau (sterk) gebruikt, gaat deze na ongeveer 30 minuten automatisch omlaag naar het 1e niveau (zwak).

    • Als u de verwarming niet handmatig bedient, blijft de intensiteit van de stuurwielverwarming op het 1e niveau (zwak) totdat het voertuig wordt uitgeschakeld.

  • Om de stuurwielverwarming uit te schakelen, houdt u de knop stuurwielverwarming ingedrukt tot het controlelampje uitgaat.

  • De automatische comfortregeling van de bestuurdersstoel werkt niet wanneer de intensiteit van de stuurwielverwarming is ingesteld op 1e (zwak).

LET OP
  • Breng geen enkele bedekking op het stuur aan, aangezien dit de werking van het stuurverwarmingssysteem nadelig kan beïnvloeden.

  • Gebruik voor het reinigen van het stuurwiel met stuurwielverwarming geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of (was)benzine. Anders kan het oppervlak van het stuurwiel beschadigd raken.

  • Als het oppervlak van het stuur beschadigd is geraakt door een scherp voorwerp, kan er schade ontstaan aan de onderdelen van het stuurverwarmingssysteem.

WAARSCHUWING

Als het stuurwiel te warm wordt, moet u het systeem uitschakelen. De stuurwielverwarming kan zelfs bij lage temperaturen brandwonden veroorzaken, vooral als de functie gedurende langere tijd wordt gebruikt.