Rijmodus


Als er een probleem is met het instrumentenpaneel, wordt de drive-stand in de NORMAL-modus gezet en is het wellicht niet mogelijk om over te schakelen naar de ECO- of SPORT-modus.
De modus wijzigt wanneer u aan de knop DRIVE-stand draait.

Wanneer de NORMAL-stand is geselecteerd, wordt dit niet op het instrumentenpaneel weergegeven.
-
ECO-modus:

In de ECO-stand kunt u zuiniger met brandstof omgaan zodat u milieuvriendelijk rijdt.
-
NORMAL-modus:

In de NORMAL-stand kunt u soepel en comfortabel rijden.
-
SPORT-modus:

In de SPORT-modus kunt u sportief rijden, maar met een goede stabiliteit.
Als de motor opnieuw wordt gestart, keert de rijmodus terug naar de NORMAL-stand. Dit geldt alleen niet wanneer hij in de ECO-modus en SMART-modus staat. Als de ECO-modus en SMART-modus zijn geselecteerd, blijven deze behouden als de motor opnieuw wordt gestart.
Wanneer u de instelling van de rijmodus wijzigt, verandert het reactievermogen van de Smart Cruise Control (SCC). (indien aanwezig)
|
Rijmodus |
Reactievermogen SCC |
|---|---|
|
NORMAL |
Normaal |
|
ECO |
Langzaam |
|
SPORT |
Snel |
|
SMART |
Normaal |
ECO-stand

-
Wanneer u de ECO-modus hebt gekozen met behulp van de knop DRIVE-stand, gaat het ECO-controlelampje branden.
-
Elke keer dat de motor opnieuw wordt gestart, keert de rijmodus terug naar de ECO-modus.

Het brandstofverbruik is afhankelijk van de rijgewoonten van de bestuurder en de wegomstandigheden.
-
Kan de acceleratierespons iets afnemen als u het gaspedaal geleidelijk intrapt.
-
Nemen de prestaties van de airconditioning mogelijk af.
-
Wijzigt mogelijk het schakelpatroon van de automatische transmissie.
-
Wordt het motorgeluid mogelijk sterker.
Bovenstaande situaties zijn normaal wanneer de ECO-modus is ingeschakeld om het brandstofverbruik te optimaliseren.
Als een van de volgende omstandigheden optreedt wanneer de ECO-modus is ingeschakeld, wordt de werking van het systeem beperkt - zelfs al geeft het controlelampje ECO geen verandering aan.
-
Als de koelvloeistoftemperatuur laag is:
Het systeem wordt beperkt totdat de motorprestaties weer normaal zijn.
-
Als u een helling oprijdt:
Het systeem wordt beperkt om het vermogen te vergroten als er een helling op wordt gereden, omdat het motorkoppel beperkt is.
-
Als het gaspedaal gedurende enkele seconden stevig wordt ingetrapt:
Het systeem wordt beperkt omdat wordt bepaald dat de bestuurder sneller wil gaan rijden.
SPORT-stand

-
Wanneer u de SPORT-modus hebt gekozen door de toets DRIVE MODE te gebruiken, gaat het SPORT-controlelampje branden.
-
Elke keer dat de motor opnieuw wordt gestart, keert de rijmodus terug naar de NORMAL-modus. Als de SPORT-modus gewenst is, selecteert u de SPORT-modus opnieuw met de toets DRIVE MODE.
-
Wanneer de SPORT-modus wordt ingeschakeld:
-
Het toerental blijft vaak langere tijd hoger, ook als u het gaspedaal hebt losgelaten
-
Tijdens het accelereren duurt opschakelen langer
-

In de SPORT-modus neemt het brandstofverbruik mogelijk toe.
SMART-stand

-
Draai de knop DRIVE-modus om de SMART-modus te kiezen. Wanneer de SMART-modus is geselecteerd, gaat het controlelampje op het instrumentenpaneel branden.
-
De SMART-modus regelt automatisch de manier van rijden van de auto, zoals de schakelpatronen en het motorkoppel, op basis van de rijgewoonten van de bestuurder.
-
Elke keer dat de motor opnieuw wordt gestart, keert de rijmodus terug naar de NORMAL-modus. Als de SMART-modus gewenst is, selecteert u de SMART-modus opnieuw met de toets DRIVE MODE.

-
Wanneer u rustig rijdt in de SMART-modus, dan verandert de rijmodus naar de ECO om zuiniger met brandstof om te gaan. Toch kan het werkelijke brandstofverbruik afwijken naar gelang uw rijsituatie (bergop/bergaf, vertragend of versnellend).
-
Wanneer u dynamisch rijdt in de SMART-modus door abrupt af te remmen of scherpe bochten te nemen, verandert de rijmodus in SPORT. Dit kan echter nadelig zijn voor het brandstofverbruik.
-
De rijmodus verandert na een bepaalde periode automatisch naar ECO wanneer u het gaspedaal licht intrapt. (Uw rijstijl wordt ingeschat als zuinig.)
-
De rijmodus verandert na een bepaalde periode automatisch van SMART ECO naar SMART NORMAL, wanneer u scherp of herhaaldelijk het gaspedaal intrapt.
-
De rijmodus verandert bij dezelfde rijpatronen automatisch naar SMART NORMAL wanneer het voertuig begint aan een opwaartse helling met een bepaalde hoek. De rijmodus keert automatisch terug naar SMART ECO, wanneer het voertuig een vlakke weg oprijdt.
-
De rijmodus verandert automatisch naar SMART SPORT wanneer u abrupt accelereert of herhaaldelijk aan het stuur draait. (Uw rijstijl wordt ingeschat als sportief.) In deze modus rijdt uw voertuig in een lagere versnelling om zodat u beter abrupt kunt accelereren/decelereren en op de motor remmen.
-
Mogelijk voelt u nog steeds dat u op de motor remt, zelfs wanneer u het gaspedaal loslaat in de SMART SPORT-modus. Dat komt doordat uw voertuig een bepaalde periode tijd in een lagere versnelling blijft rijden met het oog op de volgende acceleratie. Dit is dan ook een normale rijsituatie en duidt niet op een storing.
-
De rijmodus verandert alleen bij zware rijomstandigheden automatisch naar SMART SPORT. In de meeste normale rijsituaties wordt de rijmodus ingesteld op SMART ECO of SMART NORMAL.
De SMART-modus kan in de volgende situaties beperkt worden. (In die situaties gaat het OFF-controlelampje branden.)
-
Cruise Control wordt geactiveerd:
De Cruise Control kan de SMART-modus uitschakelen wanneer de auto geregeld wordt door de ingestelde snelheid van de Smart Cruise Control. (De SMART-modus wordt niet uitgeschakeld door alleen het activeren van Cruise Control.)
-
De temperatuur van de versnellingsbakolie is zeer laag of zeer hoog:
De SMART-modus kan werken in de meeste normale rijsituaties. Een extreem hoge/lage temperatuur van de versnellingsbakolie kan de SMART-modus echter ook tijdelijk uitschakelen, omdat de toestand van de transmissie anders is dan normaal.