Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Automatische transmissie (selectiehendel) > Bediening automatische transmissie

Bediening automatische transmissie

De automatische transmissie heeft 6 of 8 versnellingen vooruit en 1 versnelling achteruit. De verschillende versnellingen worden automatisch geselecteerd, afhankelijk van het evenwicht tussen brandstofverbruik en vermogen.

OPMERKING

Het schakelen bij een nieuwe auto kan, als de accukabels losgenomen zijn geweest, de eerste paar keer wat schokkerig verlopen. Dat is een normaal verschijnsel en het schakelproces zal worden aangepast nadat er een paar schakeloperaties zijn uitgevoerd door de TCM (Transmission Control Module) of de PCM (Powertrain Control Module).

Trap voor een soepele en veilige bediening het rempedaal in bij het overschakelen van stand N naar een vooruitversnelling of de achteruitversnelling.

WAARSCHUWING

Automatische transmissie

  • Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid van personen, in het bijzonder kinderen, voordat u de transmissie in stand D (rijden) of R (achteruit) zet.

  • Controleer altijd of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem volledig aan en zet de motor uit voordat u de auto verlaat. Als u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan de auto onverwacht en abrupt in beweging komen.

  • Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen vanuit een hoge naar een lage versnelling).

    Anders kan de auto in een slip raken en een ongeval veroorzaken.

LET OP
  • Geef om schade aan de transmissie te voorkomen, geen gas wanneer stand R (achteruit) of een van de vooruitversnellingen is ingeschakeld en het rempedaal ingetrapt is.

  • Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats door gas te geven. Gebruik de bedrijfsrem of de parkeerrem.

  • Schakel niet van stand N (neutraal) of P (parkeren) in stand D (rijden) of R (achteruit) wanneer het motortoerental hoger is dan het stationair toerental.

Lcd-display voor waarschuwingsmeldingen

Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven op het lcd-scherm als er sprake is van een waarschuwing.

Oververhitte transmissie

A: Transmission Hot! (transmissie is heet!) Park with engine on (Parkeer met de motor aan)

  • Bij het rijden onder zware omstandigheden, zoals herhaaldelijk plotseling starten en plotseling accelereren, kan de transmissie oververhit raken en verschijnen er vanwege de zelfbeschermingsmodus een waarschuwingsgeluid en een waarschuwingsbericht op het instrumentenpaneel.

  • Als dit gebeurt, rijd dan naar een veilige plaats, stop het voertuig terwijl u de motor laat draaien, trek de rem aan, zet de selectiehendel in stand P (parkeren) en laat de transmissie afkoelen.

  • Als de waarschuwingsmelding nog steeds wordt weergegeven, moet u het systeem laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken om onverwachte ongelukken te voorkomen.

Beperkt voertuigvermogen

A: Vermogen van de auto beperkt omwille van een hoge temperatuur van de transmissie

  • Als de transmissie oververhit blijft en de maximale temperatuur bereikt, verschijnt het bovenstaande waarschuwingsbericht. In dit geval beperkt het voertuig het zendvermogen via de zelfbeschermingsmodus.

  • Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet, is normaal rijden beperkt totdat de transmissie de normale temperatuur heeft bereikt. Schakel dus, nadat u het voertuig naar een veilige plaats heeft gebracht, de versnelling naar P (Parkeren) terwijl de motor draait en wacht enkele minuten totdat de waarschuwing op het scherm verdwijnt.

  • Als de waarschuwingsmelding nog steeds wordt weergegeven, moet u het systeem laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken om onverwachte ongelukken te voorkomen.

Transmissiekoeling

A: Trans cooled. (Transmissie afgekoeld) Resume driving. (Ga weer rijden)

  • Wanneer de melding 'Trans afgekoeld. Resume driving" (Transmissie afgekoeld. Rij verder) wordt weergegeven, kunt u weer met uw auto gaan rijden.

Transmissiestanden

De controlelampjes in het instrumentenpaneel geven, als het contact of de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in stand ON staat, aan in welke stand de selectiehendel staat.

P (parkeren)

Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand P (parkeren) wordt ingeschakeld. In deze stand zijn de transmissie en de voorwielen geblokkeerd.

WAARSCHUWING
  • Wanneer de stand P (Parkeren) tijdens het rijden wordt ingeschakeld, blokkeren de aangedreven wielen en raakt u de controle over de auto kwijt.

  • Gebruik de stand P (parkeren) niet in plaats van de handrem. Zorg er altijd voor dat de selectiehendel in stand P (parkeren) staat en dat de parkeerrem is geactiveerd.

  • Laat een kind nooit zonder toezicht achter in de auto.

LET OP

De transmissie kan beschadigd raken wanneer u stand P (parkeren) inschakelt tijdens het rijden.

R (achteruit)

Gebruik deze stand om de auto achteruit te rijden.

LET OP

Laat de auto helemaal tot stilstand komen voordat u de selectiehendel in of uit de stand R (achteruit) zet. Anders zou de transmissie kunnen beschadigd raken, behalve onder de omstandigheden uitgelegd onder Meer details.

N (neutraal)

De wielen en de transmissie zijn niet ingeschakeld. De auto zal zelfs op de kleinste helling wegrollen, tenzij de parkeerrem is geactiveerd of het rempedaal wordt ingetrapt.

WAARSCHUWING

Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal).

U kunt niet afremmen op de motor, met een mogelijk ongeval tot gevolg.

LET OP
  • Parkeer de auto voor de veiligheid altijd met de transmissie in stand P (Parkeren) en activeer de parkeerrem. Als de transmissie in stand N blijft, kan de auto gaan bewegen en ernstige schade en persoonlijk letsel veroorzaken.

  • Nadat het contact of de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen) is uitgezet, kan de elektronische parkeerrem niet worden uitgeschakeld.

  • Bij auto's met EPB (elektronische parkeerrem) waarbij de functie AUTO HOLD (automatisch aanhouden van de remdruk) is gebruikt tijdens het rijden, is de elektronische parkeerrem automatisch ingeschakeld als het contact op OFF is gezet. De functie AUTO HOLD moet daarom worden uitgeschakeld voordat het contact wordt uitgezet.

D (rijden)

Dit is de normale stand voor het rijden in voorwaartse richting. De transmissie schakelt automatisch tussen de 6 of 8 vooruitversnellingen voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik bij optimale prestaties.

Trap voor extra vermogen tijdens inhaalmanoeuvres of het beklimmen van een steile helling het gaspedaal volledig in. Hierdoor zal de transmissie automatisch een lagere versnelling kiezen.

OPMERKING

Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand D (rijden) wordt ingeschakeld.

Handmatige modus

De handmatige modus kan vanuit stilstand of tijdens het rijden worden ingeschakeld door de selectiehendel vanuit stand D (rijden) in de handgeschakelde positie te bewegen. Druk de selectiehendel terug in de hoofdpositie om stand D (rijden) weer in te schakelen.

In de handmatige modus kunt u snel overschakelen tussen de versnellingen door de selectiehendel naar voren en naar achteren te bewegen. In tegenstelling tot een handgeschakelde transmissie, kan in de handmatige modus geschakeld worden terwijl het gaspedaal ingetrapt is.

  • Omhoog (+): Druk de selectiehendel één keer naar voren om één versnelling op te schakelen.

  • Omlaag (-): Trek de selectiehendel één keer naar achteren om één versnelling terug te schakelen.

OPMERKING
  • De bestuurder moet zelf opschakelen overeenkomstig de rijomstandigheden en ervoor zorgen dat het motortoerental beneden het rode gebied blijft.

  • Alleen de 6 of 8 versnellingen vooruit kunnen worden gekozen. Zet de selectiehendel in stand R (achteruit) of P (parkeren) om de auto respectievelijk achteruit te rijden of te blokkeren bij het parkeren.

  • Het terugschakelen verloopt automatisch wanneer de auto vertraagt. Wanneer de auto stopt, wordt automatisch de 1e versnelling ingeschakeld.

  • Als het motortoerental in het rode gebied raakt, schakelt de transmissie automatisch op.

  • Om de voorgeschreven prestaties en veiligheid te waarborgen, wordt er soms niet geschakeld wanneer de selectiehendel wordt bediend.

  • Druk de selectiehendel naar voren (+) bij het wegrijden op een glad wegdek. Hierdoor schakelt de transmissie naar de 2e versnelling, die beter geschikt is voor het soepel wegrijden op een gladde ondergrond. Trek de selectiehendel naar achteren (-) om de eerste versnelling weer in te schakelen.