Zoek enkel op titel
Home > Kenmerken van uw auto > Surround View Monitor (SVM) > Werking van de Surround View Monitor

Werking van de Surround View Monitor

Bediening Surround View Monitor

  • Druk op de toets Parking/View (1) om de Surround View Monitor in te schakelen.

  • Druk op de toets Parking/View om de Surround View Monitor in of uit te schakelen.

  • Druk op de toets 'Weergave wijzigen' (2) om de weergavemodus te wijzigen.

  • Druk op de infotainmentsysteemtoets (3) om de gehele functie behalve de achteruitrijcamera uit te schakelen.

Vooraanzicht

Om u veilig te helpen parkeren, toont de functie het zicht vooruit terwijl de transmissie in de stand N (Neutraal) of D (Rijden) staat. Het zicht vooruit omvat het bovenaanzicht/zicht vooruit.

Voorwaarden voor gebruik

  • De functie werkt wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • Het zicht vooruit werkt wanneer de transmissie van de stand R (achteruit) naar N (neutraal) of D (rijden) wordt geschakeld.

    • Als de toets Parking/View (Parkeren/Weergave) (1) kort wordt ingedrukt terwijl het zicht achteruit op het scherm wordt weergegeven, met de transmissie in stand N (Neutraal)/D (Rijden) en bij een rijsnelheid van 15 km/u of lager, dan wordt het zicht vooruit op het scherm weergegeven.

    • De toets Parking/View (Parkeren/Weergave) (1) wordt ingedrukt wanneer de transmissie in stand D (Rijden), N (Neutraal) staat.

  • Surround View Monitor Auto On (Surround View Monitor automatisch aan) werkt wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • Wanneer de afstandswaarschuwing vooruit/achteruit de bestuurder waarschuwt terwijl de transmissie in stand D (rijden) staat, wordt het zicht vooruit als parkeerhulp weergegeven als 'Driver Assistance → Parking Safety → Surround View Monitor Auto On' ('Bestuurdershulp → Parkeerveiligheid → Surround View Monitor automatisch aan') geselecteerd is.

Voorwaarden voor uitschakelen

  • De toets Parking/View (Parkeren/Weergave) (1) wordt opnieuw ingedrukt

  • Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 15 km/h (9 mph) en de transmissie in de stand D (Rijden) staat, wordt de Surround View Monitor uitgeschakeld en schakelt het scherm over op dat van het infotainmentsysteem met de Surround View Monitor. Ook als de auto weer trager dan 15 km/u (9 mph) gaat rijden, wordt het scherm met het zicht rondom niet hersteld.

  • Druk op de toets van het infotainmentsysteem (3) om het scherm te laten overschakelen op dat van het infotainmentsysteem.

Achteraanzicht

Om u veilig te helpen parkeren, toont de functie het zicht achteruit terwijl de transmissie in de stand N (Neutraal) of D (Rijden) staat. Het zicht achteruit omvat het bovenaanzicht/zicht achteruit/zicht opzij.

Voorwaarden voor gebruik

  • Het scherm wordt ingeschakeld wanneer de transmissie naar stand R (Achteruit) wordt geschakeld.

  • Het scherm wordt ingeschakeld als op de toets Parking/View (Parkeren/Zicht) wordt gedrukt terwijl de transmissie in stand P (Parkeren) staat. Er worden echter geen richtlijnen voor het parkeren weergegeven.

Voorwaarden voor uitschakelen

  • Wanneer de transmissie in stand R (achteruit) staat, wordt het scherm niet uitgeschakeld.

  • Het scherm wordt uitgeschakeld als op de toets Parking/View (1) wordt gedrukt terwijl de transmissie in stand P (Parkeren) staat.

  • Wanneer u de transmissie vanuit stand R (Achteruit) in stand P (Parkeren) zet, wordt het scherm uitgeschakeld.

Zicht achteruit tijdens het rijden (indien van toepassing)

De Driving Rear View Monitor is een rijhulpfunctie die het beeld achter de auto op het scherm weergeeft, ongeacht de rijsnelheid.

Voorwaarden voor gebruik

  • De motor draait.

  • De rijsnelheid is hoger dan 15 km/h (10 mph) en u drukt op de toets Parking/View (Parkeren/Zicht) (1, controlelampje AAN)

  • De rijsnelheid lager is dan 15 km/h (10 mph) en er wordt op het pictogram (2) op het scherm gedrukt.

Voorwaarden voor uitschakelen

  • De toets Parking/View (Parkeren/Zicht) (1, indicator UIT) wordt opnieuw ingedrukt

  • Andere SVM-modi worden geselecteerd op het scherm (wanneer de rijsnelheid lager is dan 15 km/u).

  • Een van de toetsen (3) van het infotainmentsysteem wordt ingedrukt.

Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 15 km/h en Surround View Monitoring ingeschakeld is:

  • Het beeld van de achterzijde blijft aan wanneer Driving Rear View op het scherm werd weergegeven

  • Wanneer een van de andere SVM-weergavemodi (breedbeeld vooraan, bovenaanzicht vooraan, zijaanzicht vooraan) op het scherm stond, wordt het scherm uitgeschakeld en wordt overgeschakeld naar het eerder weergegeven scherm van het infotainmentsysteem.

  • Wanneer de rijsnelheid lager is dan 15 km/h en de functie Driving Rear View op ON staat, blijft het beeld van de achterzijde van Driving Rear View aan staan.

  • U kunt andere SVM-weergavemodi (breedbeeld vooraan, bovenaanzicht vooraan, zijaanzicht vooraan) selecteren door op de weergavemodus op het scherm van het infotainmentsysteem te drukken.

  • Wanneer het voertuig achteruitrijdt, verschijnt het beeld van de achterzijde automatisch op het scherm ongeacht de rijsnelheid of het al dan niet opnieuw indrukken van de toets Parking/View (Parkeren/Zicht) (1, indicator UIT).

  • Andere SVM-modi worden geselecteerd op het scherm (wanneer de rijsnelheid lager is dan 15 km/h)

  • Een van de toetsen (3) van het infotainmentsysteem wordt ingedrukt.

  • De status van de toets Parking/View (Parkeren/Zicht) (1).

  • Het beeld van de achterzijde blijft aan wanneer het achteraanzicht op het scherm werd weergegeven

  • Wanneer de transmissie van stand R (Achteruit) naar stand D (Rijden) wordt gezet, wordt het scherm van de vorige modus weergegeven. Er wordt een waarschuwingsindicator weergegeven op het scherm als:

    • De achterklep wordt geopend

    • Het bestuurders-/passagiersportier wordt geopend

    • De buitenspiegel wordt ingeklapt