Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Lane Keeping Assist (LKA, rijvakassistentie) > Instellingen Lane Keeping Assist (rijvakassistentie)

Instellingen Lane Keeping Assist (rijvakassistentie)

Functies instellen

Lane Safety (rijstrookveiligheid)

Terwijl de toets ENGINE START/STOP in de stand ON staat, selecteert of deselecteert u 'Bestuurdershulp → Rijstrookveiligheid' “Gebruikersinstellingen (LCD-scherm) of het menu Instellingen → Voertuig (Infotainmentsysteemscherm)” om voor iedere functie in te stellen of ze al dan niet moet worden gebruikt.

  • Als 'Assist' (Assistent) wordt geselecteerd, helpt de Lane Keeping Assist de bestuurder automatisch bij het sturen wanneer hij detecteert dat de rijstrook wordt verlaten, om te helpen voorkomen dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.

  • Als 'Lane Keeping Assist' Warning' ('Waarschuwing bij rijbaanwissel') wordt geselecteerd, waarschuwt de functie de bestuurder met een waarschuwingssignaal wanneer hij detecteert dat de auto zijn rijstrook verlaat. De bestuurder moet zelf bijsturen.

  • Als u ‘Off’ (uit) selecteert, gaat de Lane Keeping Assist uit. Het controlelampje op het instrumentenpaneel dooft.

WAARSCHUWING
  • Als ‘Warning Only’ (‘Alleen waarschuwen’) wordt geselecteerd, is er geen stuurhulp.

  • Het Lane Keeping Assist-systeem stuurt niet bij wanneer de auto in het midden van de rijstrook rijdt.

  • De bestuurder dient zich altijd bewust te zijn van de omgeving en de auto te sturen als 'Off' (uit) is geselecteerd.

Lane Keeping Assist (rijvakassistentie) in-/uitschakelen

  • Voor Europa, Australië, Rusland

Wanneer de motor wordt gestart, wordt het Lane Keeping Assist-systeem altijd ingeschakeld. Het witte controlelampje () op het instrumentenpaneel gaat branden. Wanneer het Lane Keeping Assist-systeem aan is, houdt u de toets Lane Driving Assist (hulp met rijden op de rijstrook) ingedrukt om de functie uit te schakelen.

  • Behalve Europa, Australië, Rusland

Terwijl de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen) op ON staat, houdt u de toets Lane Safety ('Rijstrookveiligheid’) op het instrumentenpaneel ingedrukt om het Lane Keeping Assist-systeem in te schakelen Het witte controlelampje () op het instrumentenpaneel gaat branden. Houdt opnieuw de toets Lane Driving Assist (hulp op de rijstrook) ingedrukt om de functie uit te schakelen. Wanneer de motor opnieuw wordt gestart, behoudt het Lane Keeping Assist-systeem de laatste instelling.

OPMERKING

Als Lane Keeping Assist uitgeschakeld is met de Lane Safety knop, zullen de instellingen van Lane Safety uitgezet worden.

Voor het in-/uitschakelen van de Lane Keeping Assist (rijvakassistentie) terwijl de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in de stand ON staat, houdt u op de toets Lane Driving Assist () op het stuurwiel ingedrukt om de Lane Keeping Assist uit te schakelen. Houdt opnieuw de toets Lane Keeping Assist (hulp op de rijstrook) ingedrukt om de functie uit te schakelen.

Het controlelampje () op het dashboard licht wit op. Als u de toets Lane Driving Assist ingedrukt houdt, wordt de Lane Keeping Assist (rijvakassistentie) uitgeschakeld en het controlelampje op het instrumentenpaneel gaat uit.

OPMERKING

Als Lane Keeping Assist (rijvakassistentie) uitgeschakeld is met de toets Lane Driving Assist (hulp met rijden op de rijstrook), zullen de instellingen van Lane Safety uitgezet worden.

Waarschuwingsvolume

Selecteer, terwijl de toets ENGINE START/STOP (Motor starten/stoppen) in de stand ON staat, 'Bestuurdershulp → Waarschuwingsvolume’ in “Gebruikersinstellingen (LCD-scherm) of het menu Instellingen → Voertuig (Infotainmentsysteemscherm)” om het waarschuwingsvolume voor Lane Keeping Assist te wijzigen in ‘Hoog’, ‘Gemiddeld’ of ‘Laag’.

Als u het waarschuwingsvolume wijzigt, kan dat ook het waarschuwingsvolume voor andere bestuurdershulpsystemen wijzigen.

OPMERKING

Als uw voertuig is uitgerust met een aanvullend infotainmentsysteem, scan dan de QR-code in de afzonderlijk geleverde beknopte handleiding van het infotainmentsysteem van de auto.