Zoek enkel op titel
Home > Kenmerken van uw auto > Verlichting > Bediening verlichting

Bediening verlichting

Type A
Type B

De lichtschakelaar heeft een stand voor het dimlicht en het parkeerlicht.

Draai, om de verlichting te bedienen, de knop op het uiteinde van de combischakelaar naar een van de volgende standen:

  1. UIT

  2. Stand automatische verlichting/DBL

  3. Stand parkeerlicht

  4. Stand dimlicht

Stand parkeerlicht ()

Type A
Type B

Als de lichtschakelaar in de stand parkeerlicht staat (3e stand), gaan de achterlichten, de kentekenplaatverlichting en de dashboardverlichting branden.

Stand dimlicht ()

Type A
Type B

Als de lichtschakelaar in de stand dimlicht staat (4e stand), gaan de koplampen, de achterlichten, de kentekenplaatverlichting en de dashboardverlichting branden.

OPMERKING

Om de koplampen in te kunnen schakelen, moet de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in stand ON staan.

Stand automatische verlichting

Type A
Type B

Als de lichtschakelaar in stand AUTO staat, worden de achterlichten en koplampen automatisch in- of uitgeschakeld, afhankelijk van hoe donker het buiten is.

LET OP
  • Bedek de sensor (1) op het dashboard nooit. Daarmee zorgt u voor een betere werking van de automatische verlichting.

  • Gebruik voor het reinigen van de sensor geen ruitenreiniger. Deze kan een dunne laag achter op de sensor achterlaten, waardoor deze niet meer goed werkt.

  • Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van een metaalhoudende coating, functioneert het automatische verlichtingssysteem mogelijk niet goed.