Zoek enkel op titel
Home > Veiligheidssystemen van uw auto > Airbag - aanvullend veiligheidssysteem > Aanvullende veiligheidsmaatregelen

Aanvullende veiligheidsmaatregelen

  • Vervoer nooit mensen in de bagageruimte of op een neergeklapte rugleuning. Laat iedereen rechtop zitten, met zijn rug tegen de rugleuning van de stoel, de veiligheidsgordel om en de voeten op de vloer.

  • De inzittenden mogen tijdens het rijden niet uit hun stoel komen of van plaats wisselen. Een inzittende die zijn of haar veiligheidsgordel niet draagt, kan tijdens een aanrijding of een noodstop door de auto worden geslingerd, tegen andere inzittenden aan, of zelfs uit de auto worden geslingerd.

  • Elke veiligheidsgordel is bestemd voor één persoon. Als er meerdere personen van dezelfde veiligheidsgordel gebruikmaken, kunnen ze bij een aanrijding ernstig letsel oplopen.

  • Maak geen gebruik van accessoires die aan de veiligheidsgordels moeten worden bevestigd. Accessoires die claimen het comfort voor de inzittenden te verbeteren of die de gordel anders geleiden, kunnen de beschermende werking van de veiligheidsgordel in negatieve zin beïnvloeden en de kans op letsel bij een aanrijding vergroten.

  • De inzittenden moeten geen harde of scherpe voorwerpen plaatsen tussen henzelf en de airbags. Het dragen van harde of scherpe voorwerpen rond uw middel of het in uw mond houden van dergelijke voorwerpen kan ernstig letsel veroorzaken als een airbag wordt geactiveerd.

  • Blijf op veilige afstand van de afdekkappen van de airbags. Laat iedereen rechtop zitten, met zijn rug tegen de rugleuning van de stoel, de veiligheidsgordel om en de voeten op de vloer. Als inzittenden zich te dicht bij een airbag bevinden, kunnen ze letsel oplopen als de airbags worden geactiveerd.

  • Bevestig geen voorwerpen aan of in de buurt van de afdekkappen van de airbags. Voorwerpen die zijn bevestigd aan of in de buurt van de afdekkappen van de airbags vóór of de zijairbags kunnen een juiste werking van de airbags in negatieve zin beïnvloeden.

  • Modificeer de voorstoelen niet. Modificatie van de voorstoelen kan de werking van de sensoren van het aanvullend veiligheidssysteem of van de zijairbags in negatieve zin beïnvloeden.

  • Plaats niets onder de voorstoelen. Het plaatsen van voorwerpen onder de voorstoelen kan de werking van de sensoren van het aanvullend veiligheidssysteem of van de bedrading in negatieve zin beïnvloeden.

  • Laat nooit het heupgedeelte van uw gordel om een kind heen lopen dat op uw schoot zit. Het kind zou ernstig letsel kunnen oplopen in geval van een aanrijding. Baby’s en kinderen moeten op de juiste manier in geschikte kinderzitjes of gordels op de achterstoelen worden vervoerd.

WAARSCHUWING
  • Als de inzittenden niet in de juiste positie zitten, kunnen ze te dicht bij een zich vullende airbag komen, delen in het interieur van de auto raken of uit de auto worden geslingerd met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.

  • Zit altijd zo veel mogelijk rechtop, met de rugleuning rechtop, midden op de zitting en met uw veiligheidsgordel om, uw benen op een comfortabele manier gestrekt en uw voeten op de vloer.

Accessoires monteren in of modificaties maken aan uw met een airbag uitgeruste auto

Als u modificaties aan het chassis, de bumper, de voorzijde, het plaatwerk opzij of de rijhoogte aanbrengt of laat aanbrengen, kan dat invloed hebben op de werking van het airbagsysteem van uw auto.