LCD-display voor waarschuwingsmeldingen
Waarschuwingsmeldingen Double Clutch-transmissie

Deze waarschuwingsmelding wordt weergegeven als het voertuig langzaam een helling op rijdt en het voertuig detecteert dat het rempedaal niet wordt gebruikt.
Steile helling
Een steile helling op of af rijden:
-
Gebruik het rempedaal of de handrem om de auto stil te houden op een helling.
-
Als u in een file een helling oprijdt, zorg dan voor enige afstand tot uw voorligger voordat u optrekt. Houd de auto vervolgens stil op de helling door het rempedaal in te trappen.
-
Als het voertuig op een helling op zijn plaats wordt gehouden door het gaspedaal in te trappen of door het voertuig te laten kruipen zonder het rempedaal in te trappen, dan kunnen de koppeling en de transmissie oververhitten en beschadigd raken. Op dat moment verschijnt een waarschuwingsmelding op het LCD-display.
-
Als op het display een waarschuwing wordt weergegeven moet de voetrem worden ingetrapt.
-
Het negeren van de waarschuwingen kan schade aan de transmissie veroorzaken.
Hoge transmissietemperatuur

-
Onder bepaalde omstandigheden, zoals het herhaaldelijk stoppen en weer optrekken op steile hellingen, plotseling wegrijden of accelereren, of andere belastende rijomstandigheden, zal de temperatuur van de koppeling erg sterk stijgen. Uiteindelijk kan de koppeling oververhit raken.
-
Wanneer de koppeling oververhit is, wordt het failsafe-systeem ingeschakeld, gaat de schakelstandindicator op het instrumentenpaneel knipperen en klinkt de zoemer. Op dat moment wordt de waarschuwingsmelding “Transmissietemperatuur hoog! Veilig stoppen” op het LCD-scherm weergegeven en verloopt het rijden mogelijk minder soepel.
-
Als dit gebeurt, rijd dan naar een veilige plaats, stop het voertuig terwijl u de motor laat draaien, trek de rem aan, zet de selectiehendel van het voertuig in stand P (parkeren) en laat de transmissie afkoelen.
-
Als u deze waarschuwing negeert, kan de auto nog slechter gaan rijden. U kunt plotselinge schakelingen, veelvuldige schakelingen of schokkerig rijgedrag ervaren. Stop de auto en trap het rempedaal in of schakel in stand P (Parkeren) om weer naar de normale rijtoestand terug te keren.
Laat de transmissie vervolgens enkele minuten afkoelen met een draaiende motor voordat u weer wegrijdt.
-
Rijd indien mogelijk op soepele wijze met het voertuig.
Oververhitte transmissie



-
Als u met het voertuig blijft rijden en de temperatuur van de koppeling de maximale temperatuurlimiet bereikt, wordt waarschuwingsmelding "Transmission Hot! Park with engine on" (Transmissie heet! Parkeer met motor aan) weergegeven. Als dit gebeurt, wordt de koppeling uitgeschakeld totdat deze tot een normale temperatuur is afgekoeld.
-
De waarschuwingsmelding zal een tijdsduur aangeven die gewacht moet worden om de transmissie te laten afkoelen.
-
Als dit gebeurt, rijd dan naar een veilige plaats, stop het voertuig terwijl u de motor laat draaien, trek de rem aan, zet de selectiehendel van het voertuig in stand P (parkeren) en laat de transmissie afkoelen.
-
Wanneer de melding 'Trans cooled. Resume driving“ (Transmissie afgekoeld. Rij verder) wordt weergegeven, kunt u weer met uw auto gaan rijden.
-
Rijd indien mogelijk op soepele wijze met het voertuig.
Als een van de waarschuwingsmeldingen op het LCD-scherm blijft knipperen, moet u met het oog op uw veiligheid het systeem laten nakijken in een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.
Transmissiestanden
P (Parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand P (parkeren) wordt ingeschakeld.
Om vanuit stand P (parkeren) te schakelen, moet u het rempedaal stevig intrappen en uw voet van het gaspedaal houden.
Als u al het bovenstaande hebt gedaan en de versnellingspook nog altijd niet uit P (parkeren) kunt halen, bekijk dan Meer details.
De selectiehendel moet in stand P (parkeren) staan voordat de motor wordt uitgezet.

-
Wanneer stand P (parkeren) tijdens het rijden wordt ingeschakeld, kunt u de controle over de auto verliezen.
-
Controleer nadat de auto tot stilstand is gekomen of stand P (parkeren) is ingeschakeld, trek de parkeerrem aan en zet de motor uit.
-
Wanneer u op een helling parkeert, moet u de wielen blokkeren om te voorkomen dat het voertuig naar beneden rolt.
-
Trek voor de veiligheid altijd de parkeerrem aan met de selectiehendel in stand P (parkeren), behalve bij parkeren in een noodgeval.
-
Gebruik de stand P (Parkeren) niet in plaats van de parkeerrem.
R (Achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit te rijden.

Laat de auto helemaal tot stilstand komen alvorens de selectiehendel in of uit stand R (achteruit) te zetten. Anders zou de transmissie beschadigd kunnen raken.
N (neutraal)
De wielen en de transmissie zijn niet ingeschakeld.
Schakel naar P (parkeren) als u de auto om welke reden dan ook moet verlaten.
Trap altijd het rempedaal in wanneer u vanuit N (neutraal) naar een andere versnelling schakelt.

Schakel alleen wanneer uw voet stevig op het rempedaal staat. Door te schakelen wanneer de motor met hoog toerental draait, kan de auto zeer snel vooruitbewegen. U kunt de controle over het voertuig verliezen en een ongeluk veroorzaken.

Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal).
U kunt niet afremmen op de motor, met een mogelijk ongeval tot gevolg.
Volg de onderstaande stappen als u parkeert en wilt dat de auto zal bewegen wanneer u hem duwt.
-
Na het parkeren van uw auto trapt u het rempedaal in en zet u de selectiehendel in stand [P] (parkeren) met het contact in stand [ON] of terwijl de motor draait.
-
Ontgrendel de parkeerrem als deze is geactiveerd.
-
Bij auto's met EPB (elektronische parkeerrem) trapt u het rempedaal in met het contact in stand [ON] of terwijl de motor draait om de parkeerrem uit te schakelen. Als de functie [AUTO HOLD] (automatisch aanhouden van de remdruk) is gebruikt tijdens het rijden (als het controlelampje [AUTO HOLD] op het instrumentenpaneel brandt), drukt u op de schakelaar [AUTO HOLD] en zou de functie [AUTO HOLD] moeten worden uitgeschakeld.
-
-
Zet de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in de stand OFF terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt.
-
Bij auto’s die zijn uitgerust met een Smart Key, kan de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) alleen in de stand [OFF] worden gezet wanneer de selectiehendel in stand [P] staat.
-
-
Zet de selectiehendel in stand [N] (neutraal) terwijl u het rempedaal intrapt en tegelijkertijd op de toets [SHIFT LOCK RELEASE] (schakelblokkering opheffen) drukt of een stuk gereedschap (bv. een platte schroevendraaier) in de [SHIFT LOCK RELEASE] opening steekt en naar beneden duwt. De auto zal dan bewegen als er van buitenaf op geduwd wordt.

-
Als u de auto niet in de neutrale stand parkeert, moet u deze voor de veiligheid altijd parkeren in stand [P] (parkeren) en de parkeerrem inschakelen.
-
Contoleer voordat u in stand [N] (neutraal) parkeert eerst dat de parkeerplek vlak is. Parkeer niet in stand [N] (neutraal) op hellingen of aflopend terrein.
Als de auto in stand [N] (neutraal) wordt geparkeerd en achtergelaten, kan deze bewegen en ernstig letsel en verwondingen veroorzaken.
-
Nadat de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) is uitgezet, kan de elektronische parkeerrem niet worden uitgeschakeld.
-
Bij auto's met EPB (elektronische parkeerrem) waarbij de functie [AUTO HOLD] (automatisch aanhouden van de remdruk) is gebruikt tijdens het rijden, is de elektronische parkeerrem automatisch ingeschakeld als het contact in de stand [OFF] is gezet. De functie [AUTO HOLD] moet daarom worden uitgeschakeld voordat het contact wordt uitgezet.
D (rijden)
Dit is de normale rijstand. De transmissie schakelt automatisch tussen de zeven vooruitversnellingen voor een zo laag mogelijk brandstofverbruik bij optimale prestaties.
Voor extra vermogen bij het inhalen van een ander voertuig of helling op rijden trapt u het gaspedaal verder in totdat u voelt dat de transmissie terugschakelt naar een lagere versnelling.

-
Schakel alleen wanneer uw voet stevig op het rempedaal staat. Door te schakelen wanneer de motor met hoog toerental draait, kan de auto zeer snel vooruitbewegen. U kunt de controle over het voertuig verliezen en een ongeluk veroorzaken.
-
Rijd niet met de selectiehendel in stand N (neutraal). U kunt niet afremmen op de motor en dit kan leiden tot een ongeluk.

Zorg er altijd voor dat het voertuig volledig stilstaat voordat u stand D (rijden) selecteert.

De handmatige modus kan vanuit stilstand of tijdens het rijden worden ingeschakeld door de selectiehendel vanuit stand D (rijden) naar rechts te bewegen. Druk de selectiehendel terug naar links om stand D (rijden) weer in te schakelen.
In de handmatige modus kunt u door de selectiehendel naar achteren of naar voren te verplaatsen het gewenste schakelbereik kiezen voor de huidige rijomstandigheden.
-
Opschakelen (+): Druk de selectiehendel één keer naar voren om 1 versnelling op te schakelen.
-
Terugschakelen (-): Trek de selectiehendel één keer naar achteren om 1 versnelling terug te schakelen.

-
Alleen de zes versnellingen vooruit kunnen gekozen worden. Zet de selectiehendel in stand R (achteruit) of P (parkeren) om de auto respectievelijk achteruit te rijden of te blokkeren bij het parkeren.
-
Er wordt automatisch teruggeschakeld wanneer de auto snelheid mindert. Als de auto tot stilstand komt, wordt automatisch de eerste versnelling ingeschakeld.
-
Wanneer het motortoerental het rode gebied bereikt, schakelt de transmissie automatisch naar een hogere versnelling.
-
Als de bestuurder de hendel in de richting van + (omhoog) of - (omlaag) duwt, schakelt de transmissie mogelijk niet naar de gewenste versnelling als de volgende versnelling buiten het toegestane toerentalbereik valt. De bestuurder moet zelf opschakelen overeenkomstig de rijomstandigheden en ervoor zorgen dat het motortoerental beneden het rode gebied blijft.
Schakelpaddel (indien van toepassing)

Met de selectiehendel in stand D
De paddle shifter kan worden bediend als de rijsnelheid hoger is dan 3 km/h.
Trek één keer aan de [+] of [-] schakelpaddel om een versnelling op of terug te schakelen en het systeem van de automatische stand in de handmatige stand te zetten.
Als de rijsnelheid lager is dan 2 km/h, als u het gaspedaal langer dan 6 seconde bij een constante snelheid ingetrapt heeft of als u de selectiehendel van stand D (rijden) in de handmatige stand en vervolgens van de handmatige stand weer in stand D (rijden) zet, schakelt het systeem van de handmatige stand naar de automatische stand.
Wanneer er na een bepaalde tijd (0,5 seconden) aan de paddle shiftter wordt getrokken nadat de bestuurder zijn voet van het gaspedaal heeft gehaald, zal de transmissie terugschakelen naar de toegestane minimumsnelheid. Als de [-] paddle shifter bediend wordt na een bepaalde tijd terwijl het rempedaal wordt ingedrukt, zal er zich een bijkomende terugschakeling voordoen, wanneer de rem ingedrukt blijft (behalve CUV)
Met de selectiehendel in de handmatige stand
Trek een keer aan de [+] of [-] paddle shifter om een versnelling op of terug te schakelen.

Als u gelijktijdig aan de paddle shifters [+] en [-] trekt, kunt u geen andere versnelling inschakelen.
Schakelblokkeersysteem
De transmissie vanuit stand P (parkeren) in stand R (achteruit) zetten:
Als u het rempedaal herhaaldelijk intrapt en loslaat met de selectiehendel in de stand P (parkeren), kunt u bij de selectiehendel een ratelend geluid horen en een trilling voelen. Dit is een normaal verschijnsel.

Houd, als u de versnelling vanuit P (parkeren) in een andere stand zet, altijd het rempedaal ingetrapt om te voorkomen dat de auto zich onbedoeld in beweging zet, waardoor mensen die zich in de buurt van de auto bevinden letsel op zouden kunnen lopen.
Schakelblokkeersysteem uitschakelen

Als u de selectiehendel niet vanuit stand P (parkeren) in stand R (achteruit) kunt zetten met het rempedaal ingetrapt, voer dan de volgende handelingen uit:
Als de selectiehendel zelfs na het uitvoeren van deze procedure niet beweegt, laat het systeem dan door een professionele werkplaats nakijken. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.