Zoek enkel op titel
Home > Rijden met uw auto > Rijden met een aanhanger (Europa) > Rijden met een aanhanger

Rijden met een aanhanger

Voor het rijden met een aanhanger is enige ervaring vereist. Ga, voordat u zich op de openbare weg begeeft, eerst oefenen met het rijden met een aanhanger. Probeer vertrouwd te raken met het gewijzigde stuur- en remgedrag. Houd altijd in gedachten dat de auto met aanhanger langer is en minder snel reageert.

Controleer voordat u gaat rijden de bevestiging van de koppeling en de losbreekvoorziening, de elektrische aansluiting, de verlichting, de banden en de afstelling van de spiegels. Als de aanhanger is voorzien van elektrische remmen, controleer dan de remmen door langzaam te gaan rijden met de aanhanger en de remmen handmatig te bekrachtigen. Dit is tevens een goede controle van de elektrische aansluiting.

Controleer tijdens het rijden af en toe of de lading nog goed vastzit en of de verlichting en de remmen nog werken.

Afstand tot voorganger

Houd tenminste tweemaal zo veel afstand als tijdens het rijden zonder aanhanger. Hierdoor kunt u plotselinge remacties en uitwijkmanoeuvres voorkomen.

Inhalen

Het inhalen met een aanhanger neemt meer tijd in beslag. Bovendien moet u door de extra lengte de in te halen auto verder voorbij voordat u weer terug kunt keren naar de oorspronkelijke rijbaan.

Achteruitrijden

Houd het stuurwiel aan de onderzijde vast met één hand. Beweeg uw hand naar links om de aanhanger naar links te laten gaan. Beweeg uw hand naar rechts om de aanhanger naar rechts te laten gaan. Rijd altijd langzaam achteruit en laat u indien mogelijk door iemand anders begeleiden.

Rijden in bochten

Rijd met een aanhanger ruimer door bochten dan normaal. Anders kan de aanhanger te veel naar binnen komen en stoepranden, verkeersborden, bomen enz. raken. Voorkom schokkerige en plotselinge manoeuvres. Geef ruim van tevoren richting aan.

Richtingaanwijzers bij rijden met aanhanger

De aanhanger dient te zijn voorzien van richtingaanwijzers. Als u de richtingaanwijzers inschakelt, gaan de groene pijlen in het instrumentenpaneel knipperen. De richtingaanwijzers van de aanhanger dienen gelijktijdig mee te knipperen.

Ook als de richtingaanwijzers van de aanhanger niet werken, zullen de groene pijlen in het instrumentenpaneel knipperen. Zodoende kunt u denken dat achteropkomende bestuurders zien dat u richting aangeeft, terwijl dit niet het geval is. Daarom is het belangrijk om af en toe te controleren of de richtingaanwijzers van de aanhanger nog werken. Controleer steeds na het opnieuw aankoppelen van de aanhanger of de verlichting en de richtingaanwijzers werken.

Sluit de verlichting van de aanhanger niet rechtstreeks aan op de verlichting van de auto. Gebruik hiervoor speciale goedgekeurde bedrading.

Laat u in het installeren van bedrading bijstaan door een professionele werkplaats.

Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

WAARSCHUWING

Het gebruik van niet goedgekeurde bedrading kan schade aan het elektrisch systeem van de auto en/of persoonlijk letsel veroorzaken.

Detectie van de aansluiting van de aanhangerverlichting

Deze functionaliteit zit alleen bij originele accessoires (trekhaak en bedrading) die het herkennen wanneer een aanhanger aangesloten wordt en daarna de voertuigsystemen informeren. Een aanhanger herkennen werkt als volgt: zodra een aanhanger is aangesloten, moet u ofwel het rempedaal intrappen of de richtingaanwijzers activeren; de elektronische regeleenheid detecteert de aanhanger vanwege het stroomverbruik van de aanhangerverlichting en informeert de voertuigsystemen. Wanneer u de aanhanger loshaalt, moet u opnieuw het rempedaal intrappen of de richtingaanwijzers activeren om te zorgen dat de regeleenheid kan detecteren dat de aanhangerverlichting geen stroom meer verbruikt; de ondersteuningssystemen die uitgeschakeld waren, worden automatisch weer aangezet.

De bestuurder is er verantwoordelijk voor dat alle elektrische aansluitingen werken en alle aanhangerverlichting ingeschakeld is voordat en terwijl u ermee rijdt. U moet handmatige controles uitvoeren.

LET OP

Gebruik alleen originele elektrische aansluitingen. Probeer de bedrading van de aanhanger niet zomaar te splitsen of op andere manieren direct aan te sluiten. Anders kunt u het elektrische systeem van het voertuig beschadigen, waardoor er storingen ontstaan.

Rijden op hellingen

Verminder snelheid en schakel naar een lagere versnelling voordat u een lange of steile helling af rijdt. Als u niet terugschakelt, moet u de remmen vaker intrappen waardoor deze oververhit raken en niet meer goed werken.

Schakel bij het oprijden van een lange helling terug en verminder snelheid tot ongeveer 70 km/h (45 mph). Hierdoor wordt voorkomen dat de motor en de transmissie oververhit raken.

LET OP
  • Houd de motortemperatuur goed in de gaten als u met een aanhanger een steile helling (meer dan 6%) oprijdt. Hierdoor kan de motor oververhit raken. Als de koelvloeistoftemperatuurmeter aangeeft dat de motor oververhit dreigt te raken ("H" of 130 °C/260 °F), breng de auto dan op een veilige plaats tot stilstand om de motor af te laten koelen. Zodra de motor voldoende is afgekoeld, kunt u uw weg vervolgen.

  • Pas uw snelheid aan afhankelijk van het gewicht van de aanhanger en de hellingshoek van de weg, zodat de motor en de transmissie niet oververhit raken.

Parkeren op een helling

Als u een aanhanger achter de auto heeft gekoppeld, is het in het algemeen niet verstandig om uw auto op een helling te parkeren. Als de auto met aanhanger naar beneden zou rollen, zouden deze beschadigd kunnen raken of ernstig of dodelijk letsel aan voorbijgangers kunnen toebrengen.

WAARSCHUWING

Op een helling parkeren

Als u de auto met aanhanger op een helling parkeert, kunnen mensen ernstig of dodelijk letsel oplopen als de aanhanger onbedoeld los zou raken van de auto.

Is het niet anders mogelijk dan de auto op een helling te parkeren, doe dit dan als volgt:

  1. Zet de auto op de parkeerplaats. Draai het stuurwiel in de richting van de stoeprand (rechtsom als u parkeert op een helling naar beneden, linksom op een helling naar boven).

  2. Trek de parkeerrem aan en sluit de auto af.

  3. Plaats blokken voor de wielen van de aanhanger aan de lage kant van de helling.

  4. Start de auto, houd het rempedaal ingetrapt, schakel in de vrijstand, zet de parkeerrem los en laat het rempedaal langzaam opkomen tot de aanhanger tegen de blokken rijdt.

  5. Rem opnieuw.

  6. Zet de motor af en laat het rempedaal los, maar laat de parkeerrem aangetrokken.

WAARSCHUWING

Parkeerrem

Het kan gevaarlijk zijn uit te stappen voordat de parkeerrem goed is aangetrokken.

Als u de motor laat draaien, kan de auto plotseling in beweging komen. Uzelf of andere mensen kunnen hierdoor ernstig of dodelijk letsel oplopen.

Wegrijden op een helling
  1. Laat het rempedaal langzaam opkomen.

  2. Rijd langzaam vooruit tot de aanhanger los komt van de blokken.

  3. Stop en laat de blokken door iemand oprapen en opbergen.