Werking van het airbagsysteem
-
De airbags kunnen alleen worden geactiveerd (indien nodig opgeblazen worden) als het contact in stand ON of START staat.
-
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren of opzij (indien zijairbags en/of gordijnairbags aanwezig zijn) onmiddellijk geactiveerd om de inzittenden te helpen beschermen tegen ernstig letsel.
-
Onder normale omstandigheden is de airbag zo ontworpen dat hij geactiveerd wordt op grond van een bepaalde hoek en hevigheid van de aanrijding. Deze twee factoren zijn essentieel voor de beslissing het wel of niet sturen van het signaal voor het activeren van de airbags of het starten de elektrische werking.
-
De airbag wordt geactiveerd op grond van de hoek en hevigheid van de aanrijding. Hij wordt niet bij elk ongeval of aanrijding geactiveerd.
-
De airbags vóór worden direct volledig opgeblazen, waarna ze meteen weer leeglopen. Het is vrijwel onmogelijk om de airbag met het blote oog te zien opblazen tijdens een ongeval.
Het is aannemelijker dat u de leeggelopen airbags na de aanrijding uit het stuurwiel of het dashboard ziet hangen.
-
Om bij een zware aanrijding bescherming te bieden, moeten de airbags snel worden opgeblazen. De snelheid waarmee de airbag wordt opgeblazen is het gevolg van de extreem korte tijd waarbinnen een aanrijding plaatsvindt en de noodzaak om de airbag tussen de inzittende en de onderdelen van de auto op te blazen voordat de inzittende in contact komt met die onderdelen.
De snelheid waarmee de airbags worden opgeblazen, beperkt de kans op ernstig letsel bij een zware aanrijding en vormt daarom een belangrijk deel van het ontwerp van de airbags.
Het opblazen van een airbag kan echter ook letsel veroorzaken zoals schaafwonden in het gezicht, blauwe plekken en botbreuken, omdat de snelheid waarmee de airbags worden opgeblazen tot gevolg heeft dat ze met veel kracht uitzetten.
-
Er zijn zelfs omstandigheden waaronder het contact met de airbag in het stuurwiel tot ernstig letsel kan leiden, vooral wanneer de inzittende te dicht op het stuurwiel zit.
-
Om ernstig of dodelijk letsel te voorkomen, moet de bestuurder altijd zo ver mogelijk van het stuurwiel af zitten (ten minste 250 mm (10 inch)). De voorpassagier moet de stoel altijd zo ver mogelijk naar achteren schuiven en helemaal achterin de stoel gaan zitten.
-
De airbags worden bij een aanrijding onmiddellijk geactiveerd en door de grote kracht waarmee dit gebeurt, kunnen de passagiers ernstig gewond raken als ze te dicht bij de airbag zitten.
-
Het activeren van de airbags kan letsel veroorzaken zoals schaafwonden, verwondingen als gevolg van een gebroken bril en brandwonden.
Geluid en rookontwikkeling
Bij het opblazen van de airbags is een knal hoorbaar en komt rook en poeder vrij. Dit is normaal en is een resultaat van de ontsteking van de airbag. Nadat de airbags opgeblazen zijn, kunt u moeite hebben met ademhalen, doordat uw borstkas in contact is geweest met zowel de veiligheidsgordel als de airbag en doordat u de rook en het poeder heeft ingeademd.Open zo snel mogelijk na een aanrijding de portieren en/of de ruiten, om te voorkomen dat u te lang aan de rook en het poeder wordt blootgesteld.
Hoewel de rook en het poeder niet giftig zijn, kunnen deze wel huidirritaties veroorzaken in de buurt van ogen, neus en hals. Was in dat geval de desbetreffende plek schoon en spoel deze met koud water na. Raadpleeg een dokter als de symptomen aanhouden.
Als de airbags worden geactiveerd, worden de bij het airbagsysteem behorende onderdelen in het stuurwiel en/of instrumentenpaneel en/of de dakrails boven de voor- en achterportieren zeer heet. Raak de onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat een airbag is geactiveerd, om letsel te voorkomen.
Installeer of plaats geen accessoires in de buurt van plekken waar airbags worden opgeblazen, zoals het instrumentenpaneel, ruiten, stijlen en dakrails.
Waarschuwingslabel voorpassagiersairbag voor kinderzitje
Gebruik nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren gericht op de voorstoel zit. Als de airbag wordt opgeblazen, oefent deze op een dergelijk geplaatst kinderzitje een grote kracht uit, waardoor het kind ernstig letsel kan oplopen.
Gebruik op de voorstoel ook geen kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar voren is gericht. Als de voorpassagiersairbag wordt geactiveerd, zou dit ernstig of dodelijk letsel bij het kind kunnen veroorzaken.
Als uw auto is voorzien van een ON/OFF-schakelaar voor de voorpassagiersairbag, kan de voorpassagiersairbag indien nodig worden in- of uitgeschakeld.
-
Extreem gevaar! Plaats nooit een kinderzitje dat tegen de rijrichting in moet worden geplaatst op een stoel waarvoor een airbag zit!
-
Gebruik een kinderzitje dat tegen de rijrichting in moet worden geplaatst NOOIT op een stoel waarvoor een ACTIEVE AIRBAG zit.
Het kind kan ERNSTIG OF DODELIJK LETSEL oplopen.
-
Gebruik nooit een kinderzitje op de voorstoel. Als de voorpassagiersairbag wordt geactiveerd, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
-
Als het kinderzitje op een van de buitenste zitplaatsen achter wordt geplaatst bij uitvoeringen met zijairbags, zorg er dan voor dat het kinderzitje zo ver mogelijk weg van het portier wordt geplaatst en zet het goed vast.
Door het activeren van de zijairbag of gordijnairbag zou deze ernstig letsel kunnen veroorzaken.