Zoek enkel op titel
Home > Wat te doen in een noodgeval > Lekke band (met reservewiel) > Banden verwisselen

Banden verwisselen

  1. Plaats de auto op een stevige en vlakke ondergrond en trek de parkeerrem stevig aan.

  2. Zet de schakelpook in de achteruitversnelling (R) (handgeschakelde transmissie) of zet de selectiehendel in de parkeerstand (P) (automatische transmissie/transmissie met dubbele koppeling).

  3. Schakel de alarmknipperlichten in.

  4. Neem de wielmoersleutel, de krik, de krikslinger en het reservewiel uit de auto.

  5. Plaats wielblokken voor en achter het wiel dat zich diagonaal tegenover het te verwisselen wiel bevindt.

    WAARSCHUWING

    Een wiel wisselen

    • Trek de parkeerrem altijd volledig aan en blokkeer het wiel dat zich diagonaal tegenover het te wisselen wiel bevindt om te voorkomen dat de auto tijdens het wisselen van een wiel beweegt.

    • Geadviseerd wordt om blokken voor en achter de wielen te plaatsen en iedereen de auto te laten verlaten voordat deze wordt opgekrikt.

  6. Draai de wielmoeren linksom één slag los. Verwijder deze nog niet voordat het wiel los van de grond is.

  7. Plaats de krik onder het steunpunt voor (1) of achter (2) dat zich het dichtst bij het te verwisselen wiel bevindt. Plaats de krik op de aangegeven plaats onder de dorpel. De krikpunten zijn extra verstevigd en zijn herkenbaar aan de uitsparingen in de dorpelrand.

    WAARSCHUWING

    Krikpunt

    Gebruik altijd de bij de auto geleverde krik en de juiste krikpunten. Gebruik nooit andere delen van de carrosserie om de auto op te krikken. Dit om de kans op letsel te verkleinen.

  8. Steek de krikslinger in de krik en draai de slinger rechtsom totdat het wiel net van de grond loskomt. Deze afstand bedraagt ongeveer 30 mm (1,2 inch). Controleer voordat u de wielmoeren verwijdert of de auto stabiel staat en er geen kans bestaat dat de auto van de krik glijdt of beweegt.

  9. Draai de wielmoeren verder los en verwijder ze. Schuif het wiel van de wielbouten af en leg het wiel plat neer, zodat het niet kan wegrollen. Pak het reservewiel op, breng de gaten voor de wielbouten in lijn met de wielbouten en schuif het wiel op de wielbouten.

    Houd het wiel iets scheef en breng eerst het bovenste gat in lijn met de bovenste wielbout als het niet lukt het wiel in één keer op alle wielbouten tegelijk te schuiven. Beweeg vervolgens het wiel iets heen en weer zodat het op de overige wielbouten geschoven kan worden.

    WAARSCHUWING

    Velgen kunnen scherpe randen hebben. Ga er voorzichtig mee om, om te voorkomen dat u zich bezeert. Controleer voordat u het wiel plaatst er niets (modder, teer, grind, enz.) op de wielnaaf of de velg aanwezig is waardoor het wiel niet goed tegen de wielnaaf aan kan liggen.

    Verwijder eventuele verontreinigingen. Als het wiel niet goed tegen de wielnaaf aanligt, zouden de wielmoeren los kunnen lopen, waardoor u het wiel zou kunnen verliezen. Als u een wiel verliest, kunt u de controle over de auto kwijtraken. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken.

  10. Druk het wiel tegen de wielnaaf aan, plaats de wielmoeren op de wielbouten en draai ze handvast. Beweeg het wiel heen en weer om te controleren of het wiel goed aanligt en draai de wielmoeren zo ver mogelijk met de hand aan.

  11. Laat de auto zakken door de krikslinger linksom te draaien.

Plaats de wielmoersleutel vervolgens zoals in de afbeelding is aangegeven en draai de wielmoeren vast. Zorg ervoor dat de moer helemaal in de dop valt. Ga niet op de hendel staan en gebruik ook geen pijp om de hendel te verlengen. Draai de moeren om en om vast tot alle moeren vastgedraaid zijn. Controleer vervolgens elke moer nogmaals op vastzitten. Laat het systeem na het vervangen van de wielen nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

Aanhaalmoment wielmoeren:

Stalen velg en lichtmetalen velg: 11~13 kgf·m (79~94 lbf·ft)

Verwijder het ventieldopje en controleer de bandenspanning als u de beschikking heeft over een bandenspanningsmeter. Rijd langzaam naar het dichtstbijzijnde tankstation en breng de band op de juiste spanning als de bandenspanning te laag is. Laat wat lucht uit de band lopen als de bandenspanning te hoog is. Breng altijd het ventieldopje weer aan na het controleren of aanpassen van de bandenspanning. Als u het ventieldopje niet terugplaatst, kan er lekkage ontstaan. Als u een ventieldopje kwijtraakt, koop dan een ander en monteer dit zo snel mogelijk.

Berg het wiel met de lekke band op de juiste plaats op en berg ook de krik en het gereedschap op hun oorspronkelijke plaats op.

  • Controleer na het plaatsen van een reservewiel zo spoedig mogelijk de bandenspanning. Breng de band op de juiste spanning.

  • Controleer de wielmoeren en haal ze opnieuw aan zodra er meer dan 50 km (30 mijl) nadat de banden waren vervangen. Controleer de wielmoeren opnieuw nadat er meer dan 1.000 km (650 mijl) is gereden.

LET OP

De tapeinden en de wielmoeren van uw auto zijn voorzien van metrische draad. Zorg er bij het verwisselen van een wiel voor dat dezelfde moeren gebruikt worden voor het plaatsen, of, wanneer de moeren vervangen worden, moeren met dezelfde metrische draad en dezelfde afschuining gebruikt worden. Bij het plaatsen van een niet metrische moer op een tapeind met metrische schroefdraad of omgekeerd, wordt het wiel niet op de juiste manier aan de naaf bevestigd en raakt het tapeind beschadigd, waardoor deze vervangen moet worden.

Houd er rekening mee dat de meeste wielmoeren geen metrisch schroefdraad hebben. Controleer goed het type schroefdraad voordat u niet-originele wielmoeren of wielen gaat plaatsen. Raadpleeg bij twijfel een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te raadplegen.

WAARSCHUWING

Tapeinden

Wanneer de tapeinden beschadigd zijn, kunnen ze het wiel niet meer goed op zijn plaats houden. Hierdoor kan het wiel losraken en een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.

Berg de krik, de krikslinger, de wielmoersleutel en het gereedschapsetui zorgvuldig op om te voorkomen dat ze tijdens het rijden gaan rammelen.

WAARSCHUWING

Onjuiste bandenspanning reservewiel

Controleer na het plaatsen van het reservewiel zo spoedig mogelijk de bandenspanning. Breng de band indien nodig op de voorgeschreven spanning. Zie Meer details.

Belangrijk – gebruik van het compacte reservewiel (indien van toepassing)

Uw auto is uitgerust met een compact reservewiel. Dit compacte reservewiel neemt minder ruimte in beslag dan een reservewiel van normale afmetingen. Deze band is smaller dan een conventionele band en is uitsluitend bedoeld voor tijdelijk gebruik.

LET OP
  • Als het compacte reservewiel onder de auto gemonteerd is, moet u extra voorzichtig rijden. Het compacte reservewiel moet zo snel mogelijk weer worden vervangen door een normale band en wiel.

  • Afgeraden wordt de auto te gebruiken als er meer dan één compact reservewiel gemonteerd is.

WAARSCHUWING

Het reservewiel is alleen bestemd voor noodgevallen. Rijd, wanneer het reservewiel is gemonteerd, niet harder dan 80 km/u (50 mph). De originele band dient zo spoedig mogelijk gerepareerd of vervangen te worden om gebreken aan het reservewiel en ongelukken te voorkomen.

De juiste bandenspanning van het compacte reservewiel is 420 kPa (60 psi).

OPMERKING

Controleer de bandenspanning nadat het reservewiel werd gemonteerd. Breng de band indien nodig op de voorgeschreven spanning.

Neem bij het gebruik van het compacte reservewiel de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:

  • Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph); bij een hogere snelheid kan de band beschadigd raken.

  • Rijd langzaam genoeg om alle gevaren op de weg te kunnen ontwijken. Objecten als putdeksels of afgevallen lading en andere voorwerpen, kunnen het compacte reservewiel ernstig beschadigen.

  • Door het reservewiel te lang te gebruiken, kan de band beschadigd raken en kunt u de macht over het stuur verliezen en mogelijk letsel oplopen of veroorzaken.

  • Overschrijd het laadvermogen van de auto niet en overschrijd ook het draagvermogen van de reserveband dat op de zijkant van de band is aangegeven niet.

  • Rijd niet over objecten heen. De diameter van het compacte reservewiel is kleiner dan die van een conventioneel wiel, waardoor de grondspeling ongeveer 2,5 cm kleiner wordt en er sneller schade aan de auto kan ontstaan.

  • Maak geen gebruik van een wasstraat als het reservewiel is gemonteerd.

  • Monteer geen sneeuwketting op het tijdelijke compacte reservewiel. Vanwege de kleinere afmetingen zal een sneeuwketting niet goed passen. Hierdoor kan schade aan de auto ontstaan en kan de sneeuwketting losraken.

  • Het tijdelijke compacte reservewiel mag niet op de vooras gemonteerd worden als er over sneeuw of ijs gereden moet worden.

  • Gebruik dit tijdelijke compacte reservewiel niet onder een andere auto omdat het speciaal ontworpen is voor uw auto.

  • De levensduur van de tijdelijke compacte reserveband is korter dan die van een conventionele band. Controleer uw tijdelijke compacte reserveband regelmatig en vervang een versleten reserveband door een band met dezelfde maat, gemonteerd op hetzelfde wiel.

  • Het tijdelijke compacte reservewiel mag niet gebruikt worden onder andere auto’s en er mogen geen standaardbanden, sneeuwkettingen, wieldoppen of velgringen op het wiel van het tijdelijke reservewiel worden gemonteerd. Als dat wel gedaan wordt, kan er schade aan deze componenten of andere delen van de auto ontstaan.

  • Gebruik niet meer dan één tijdelijk compact reservewiel tegelijkertijd.

  • Trek geen aanhanger als het tijdelijke compacte reservewiel is gemonteerd.