Zoek enkel op titel
Home > Onderhoud > Door de eigenaar uit te voeren onderhoudswerkzaamheden > Schema voor door de eigenaar uit te voeren onderhoudswerkzaamheden

Schema voor door de eigenaar uit te voeren onderhoudswerkzaamheden

Bij het tanken:

  • Controleer het koelvloeistofpeil in het expansievat.

  • Controleer het peil van de ruitensproeiervloeistof.

  • Controleer of de bandenspanning in orde is.

    WAARSCHUWING

    Wees voorzichtig bij het controleren van het koelvloeistofpeil wanneer de motor warm is. Hete koelvloeistof en stoom kunnen onder druk naar buiten spuiten. Hierdoor kunnen brandwonden of ernstig letsel ontstaan.

Tijdens het rijden:

  • Let op veranderingen in het uitlaatgeluid en let erop dat u in het interieur geen uitlaatgassen ruikt.

  • Controleer op trillingen in het stuurwiel. Controleer of het sturen niet zwaarder of lichter gaat dan normaal en of de rechtuitstand niet is gewijzigd.

  • Controleer of de auto op een vlakke, rechte weg niet naar één kant trekt.

  • Controleer bij het remmen op vreemde geluiden, naar één kant trekken, een grotere slag van het rempedaal of een moeilijk in te trappen rempedaal.

  • Controleer als de transmissie slipt of niet normaal werkt het niveau van de automatische-transmissievloeistof.

  • Controleer de werking van de handgeschakelde transmissie, inclusief de koppeling.

  • Controleer de P-functie (parkeren) van de automatische transmissie/Double clutch-transmissie.

  • Controleer de werking van de parkeerrem.

  • Controleer onder uw auto op lekkage (tijdens of na het gebruik van de airconditioning kan er een plasje water onder uw auto ontstaan, dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op lekkage).

Ten minste maandelijks:

  • Controleer het koelvloeistofpeil in het koelvloeistofreservoir van de motor.

  • Controleer de werking van alle verlichting van uw auto, inclusief de remlichten, richtingaanwijzers en alarmknipperlichten.

  • Controleer de bandenspanning van alle banden, ook van het reservewiel, die (ongelijkmatig) versleten of beschadigd zijn.

  • Controleer of de wielmoeren goed zijn aangedraaid.

Ten minste twee keer per jaar (bijvoorbeeld ieder voorjaar en ieder najaar):

  • Controleer de radiateurslangen en de slangen van de verwarming en de airconditioning op lekkage en beschadigingen.

  • Controleer de werking van de ruitenwissers en -sproeiers. Reinig de ruitenwisserbladen met een schone, met ruitensproeiervloeistof doordrenkte doek.

  • Controleer de afstelling van de koplampen.

  • Controleer de dempers, de uitlaatpijpen, de hitteschilden en de bevestigingen van de uitlaat.

  • Controleer de werking van de driepuntsgordels en controleer op slijtage.

Ten minste eenmaal per jaar:

  • Reinig de afvoeropeningen aan de onderzijde van de portieren en de dorpels.

  • Smeer alle portierscharnieren, slotvangers en motorkapscharnieren.

  • Smeer de portier- en motorkapsloten en -vergrendelingen.

  • Smeer de portierrubbers.

  • Controleer het airconditioningsysteem.

  • Controleer en smeer het bedieningsmechanisme van de automatische transmissie.

  • Reinig de accu en de aansluitingen.

  • Controleer het niveau van de rem- en koppelingsvloeistof.