Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Remsysteemremsysteem > Goede remgewoonten

Goede remgewoonten

WAARSCHUWING
  • Trek bij het verlaten of parkeren van de auto altijd de parkeerrem aan en zet de transmissie in stand P. Indien de parkeerrem niet is aangetrokken en de transmissie niet in stand P is gezet, kan de auto onbedoeld in beweging komen waardoor u of anderen letsel kunnen oplopen.

  • Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden geactiveerd om te voorkomen dat de auto zich onbedoeld in beweging zet, waardoor de inzittenden of voetgangers letsel op zouden kunnen lopen.

  • Controleer na het parkeren of de parkeerrem gedeactiveerd is en het controlelampje voor de parkeerrem uit is alvorens weg te rijden.

  • Als u met de auto door plassen rijdt, worden de remmen nat. Ook als de auto gewassen is, kunnen de remmen nat geworden zijn. Rijden met natte remmen kan gevaarlijk zijn! De remweg van uw auto wordt langer als de remmen nat zijn. Ook kan de auto tijdens het remmen naar één kant trekken als de remmen nat zijn.

    U kunt de remmen drogen door het rempedaal tijdens het rijden licht in te trappen. Als de remmen droog zijn, werkt het remsysteem weer normaal. Als het remsysteem daarna niet normaal werkt, breng dan de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand en laat het voertuig nakijken door een professionele werkplaats.

    Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bellen.

  • Zet de transmissie tijdens het afrijden van een helling niet in de vrijstand. Dit is bijzonder gevaarlijk. Rijd met een ingeschakelde versnelling, gebruik het remsysteem om de snelheid te verlagen en schakel vervolgens een lagere versnelling in. Door tevens op de motor af te remmen, kunt u de snelheid op een veilige manier verlagen.

  • Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens het rijden het rempedaal ingetrapt houdt, kan dat gevaar opleveren omdat het remsysteem hierdoor oververhit kan raken, waardoor de remwerking minder wordt. Het verhoogt ook de slijtage aan de remonderdelen.

  • Trap het rempedaal geleidelijk in en verlaag uw snelheid terwijl u rechtuit blijft rijden als u tijdens het rijden een lekke band krijgt. Breng uw auto op een veilige plaats tot stilstand.

  • Laat uw auto niet kruipen als deze over een automatische/Double Clutch-transmissie beschikt. Voorkom kruipen door het rempedaal ingetrapt te houden als de auto stilstaat.

  • Neem de nodige voorzorgsmaatregelen in acht bij het parkeren op een helling. Activeer de parkeerrem krachtig en zet de selectiehendel in stand P (parkeren). Draai de voorwielen naar de stoeprand als de auto met de voorzijde naar beneden wijst, om te voorkomen dat de auto wegrolt. Draai de voorwielen van de stoeprand af als de auto met de voorzijde naar boven wijst, om te voorkomen dat de auto wegrolt. Als er geen geschikte stoeprand naast de weg aanwezig is die de auto tegen kan houden, leg dan blokken voor de wielen.

  • Onder bepaalde omstandigheden kan de parkeerrem in geactiveerde toestand vastvriezen. De kans daarop is het grootst als er rond de achterremmen sprake is van een opeenhoping van sneeuw of ijs of als de remmen nat zijn. Als de kans bestaat dat de parkeerrem vast gaat vriezen, gebruik hem dan alleen maar tijdelijk tijdens het in stand P zetten van de selectiehendel (automatische/Double Clutch-transmissie) of in de eerste versnelling of achteruit zetten (handgeschakelde transmissie) en blokkeer de achterwielen zodat het voertuig niet kan gaan rollen. Deactiveer daarna de parkeerrem.

  • Houd de auto op een helling niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor kan de transmissie oververhit raken. Gebruik altijd de voetrem of de parkeerrem.