Voorwaarden voor de werking van het ISG-systeem
Het ISG-systeem werkt wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
De bestuurder heeft de veiligheidsgordel vastgemaakt
-
Het bestuurdersportier en de motorkap zijn gesloten.
-
Het vacuüm van de rembekrachtiger is in orde
-
De accusensor is ingeschakeld en de accu is voldoende opgeladen
-
De buitentemperatuur is niet te laag of te hoog
-
De klimaatregeling voldoet aan de verwachtingen
-
Het voertuig is voldoende opgewarmd
-
De auto staat niet op een steile helling (behalve: Handgeschakelde transmissie)
-
Het stuurwiel staat niet in een scherpe hoek gedraaid (behalve: Handgeschakelde transmissie)
-
De auto staat niet op grote hoogte
-
De voorruitontwaseming is uitgeschakeld
-
U hebt de handschakelmodus niet geselecteerd (behalve: Handgeschakelde transmissie)
-
Er is een bepaalde periode verlopen nadat de R-stand is verlaten.
De motor zal ook in de volgende gevallen automatisch starten, zonder dat de bestuurder actie onderneemt:
-
De remvacuümdruk is laag.
-
U hebt de maximale afgezette tijd van de motor overschreden
-
De ruiten kunnen beslaan en de airconditioning is ingeschakeld.
-
De accu bevindt zich niet binnen het optimale werkingsbereik
-
De koeling en verwarming door de klimaatregeling werkt onvoldoende.
-
Wanneer u de ISG OFF-toets indrukt terwijl de motor automatisch is gestopt (behalve: Handgeschakelde transmissie)
-
De auto rijdt na stilstand.
-
U trapt het gas- en het rempedaal tegelijkertijd in. (Behalve: Handgeschakelde transmissie)
-
De veiligheidsgordel komt los of het bestuurdersportier staat open. (Behalve: handgeschakelde transmissie) voorwaarden.
Het groene controlelampje AUTO STOP () op het instrumentenpaneel zal 5 seconden knipperen.
-
Als het ISG-systeem niet aan de voorwaarden voor werking voldoet, wordt het ISG-systeem uitgeschakeld. Het lampje in de toets ISG OFF gaat branden.
-
Als het lampje blijft branden of de waarschuwingsmelding blijft worden weergegeven, controleer dan of aan de voorwaarden voor werking wordt voldaan.