Zoek enkel op titel
Home > Bestuurdershulpsysteem > Cruise control (CC) > Werking cruise control

Werking cruise control

Snelheid instellen

  1. Accelereer naar de gewenste snelheid, die hoger moet zijn dan 30 km/u (20 mph).

  2. Druk op de rijhulp () knop in bij de gewenste snelheid. De ingestelde snelheid en Cruise () verschijnt op het dashboard.

  3. Laat het gaspedaal los.

    De ingestelde snelheid blijft behouden, zelfs wanneer het gaspedaal niet mag worden ingedrukt.

OPMERKING

Op een bergachtige weg kan de auto iets vertragen of versnellen het bergopwaarts of bergafwaarts rijden.

Om de snelheid te verhogen

  • Druk de schakelaar + omhoog en laat hem onmiddellijk los. Telkens als u de schakelaar op deze manier bedient, wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u (1 mph) verhoogd.

  • Druk de schakelaar + omhoog en houd hem in die positie terwijl u de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel controleert. De ingestelde snelheid neemt eerst tot het dichtstbijzijnde tiental toe en vervolgens met 10 km/u (5 mph) elke keer wanneer de schakelaar op deze manier wordt bediend.

    Laat de schakelaar los wanneer de gewenste snelheid wordt weergegeven en de auto accelereert tot die snelheid.

Om de snelheid te verlagen

  • Druk de schakelaar - omlaag en laat hem onmiddellijk los. Telkens als u de schakelaar op deze manier bedient, wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u (1 mph) verlaagd.

  • Druk de schakelaar - omlaag en houd hem in die positie terwijl u de ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel controleert. De ingestelde snelheid daalt eerst tot het dichtstbijzijnde tiental (vijftal in mph) en vervolgens met 10 km/u (5 mph) elke keer wanneer de schakelaar op deze manier wordt bediend.

    Laat de schakelaar los op het moment dat de gewenste snelheid is bereikt.

Tijdelijk accelereren

Trap het gaspedaal in als u tijdelijk sneller wilt gaan rijden terwijl de cruise control is ingeschakeld.

Laat het gaspedaal los om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid.

Als u bij verhoogde snelheid de + schakelaar omhoog, of de – schakelaar omlaag drukt, wordt de cruise snelheid op de huidige verhoogde snelheid ingesteld.

Cruise Control tijdelijk pauzeren

Cruise Control wordt gepauzeerd wanneer:

  • Het rempedaal wordt ingetrapt.

  • De () vasthoudt.

  • De transmissie naar stand N (neutraal) wordt geschakeld.

  • De rijsnelheid verlaagt tot minder dan ongeveer 30 km/u (20 mph).

  • De rijsnelheid verhoogt tot meer dan ongeveer 190 km/u (120 mph)

  • De elektronische parkeerrem EPB bedienen.

  • De ESC (elektronische stabiliteitsregeling) is geactiveerd.

De ingestelde snelheid wordt uitgeschakeld, maar het controlelampje cruise () blijft branden.

OPMERKING

Als Cruise Control in een niet vermelde situatie pauzeert, laat uw auto dan nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

Cruise Control hervatten

Druk op de schakelaar +, - of de () vasthoudt.

Als u de + schakelaar omhoog of de – schakelaar omlaag drukt, wordt de snelheid van de auto op de huidige snelheid op het instrumentenpaneel ingesteld.

Als u op de knop () drukt, wordt de ingestelde snelheid hervat.

Om Cruise Control opnieuw te activeren moet de auto sneller dan 30 km/u (20 mph) rijden.

WAARSCHUWING

Controleer de rijomstandigheden voordat u de () vasthoudt. De rijsnelheid kan sterk verhogen of verlagen wanneer u de () vasthoudt.

Cruise Control uitschakelen

Druk op de rijhulp () om de cruisecontrol uit te schakelen. De Cruise () wordt uitgeschakeld.

Druk altijd op de knop Rijhulpsysteem om Cruise Control uit te schakelen wanneer u het systeem niet gebruikt.

OPMERKING

Als uw auto is uitgerust met de functie Handmatige snelheidslimietregeling drukt u de knop Rijhulpsysteem in en houdt u deze ingedrukt om Cruise Control uit te schakelen. Let er wel op dat de Handmatige snelheidslimietregeling hierdoor wordt ingeschakeld.

WAARSCHUWING

Neem de volgende voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de Cruise Control:

  • Stel de rijsnelheid altijd lager in dan de snelheidslimiet in uw land.

  • Laat de cruisecontrol uitgeschakeld wanneer u het niet gebruikt. Zo voorkomt u dat u onbedoeld een snelheid instelt. Controleer dat de Cruise () indicator uitgeschakeld is.

  • De Cruise Control is geen vervanging voor correct en veilig rijgedrag. De bestuurder heeft de verantwoordelijkheid altijd veilig te rijden en moet zich altijd bewust zijn van onverwachte en plotselinge situaties die zich kunnen voordoen.

  • Rijd altijd voorzichtig om onverwachte en plotselinge situaties te voorkomen. Blijf te allen tijde letten op de toestand van de weg.

  • Gebruik de Cruise Control nooit wanneer niet veilig met een constante snelheid gereden kan worden:

    • In druk verkeer of als de verkeersomstandigheden het moeilijk maken om een constante snelheid aan te houden

    • Wanneer u over wegen rijdt die glad zijn door regen, ijs of sneeuw

    • Wanneer u op een heuvelachtige of bochtige weg rijdt

    • Wanneer u in gebieden met veel wind rijdt

    • Als het zicht tijdens het rijden beperkt wordt (mogelijk door slechte weersomstandigheden, zoals mist, sneeuw, regen of een zandstorm)

  • Gebruik de Cruise Control niet tijdens het rijden met een aanhangwagen.