Na het starten van de motor klinkt een pieptoon zodra de transmissie naar R (Achteruit) wordt geschakeld. Dit geeft aan dat de Afstandswaarschuwing vooruit-achteruit normaal werkt.

Als er zich echter een of meer van de volgende situaties voordoen, controleer dan eerst of er een ultrasoonsensor beschadigd is of geblokkeerd wordt door vreemd materiaal. Als de functie daarna nog steeds niet naar behoren werkt, beveelt Kia aan contact op te nemen met een officiële Kia-dealer/servicepartner.

• Het waarschuwingssignaal weerklinkt niet.

• De zoemer klinkt met tussenpozen.

• De waarschuwingsmelding verschijnt op het dashboard.

A: Fout of blokkering van een ultrasoonsensor

• De afstandswaarschuwing vooruit/achteruit werkt mogelijk niet normaal in volgende gevallen:

  • Er is vocht vastgevroren aan de sensor (Afstandswaarschuwing vooruit/achteruit werkt normaal zodra het gesmolten is.)

  • De sensor is bedekt met vreemd materiaal, zoals sneeuw of water (de afstandswaarschuwing vooruit/achteruit werkt normaal als dat materiaal wordt verwijderd.)

  • De buitentemperatuur is extreem hoog of laag

  • De sensor of de sensorunit is uit elkaar gehaald

  • Het oppervlak van de sensor werd hard ingedrukt of kreeg een impact van een hard voorwerp te verduren

  • Het oppervlak van de sensor is bekrast door een scherp voorwerp

  • De sensoren of de directe omgeving ervan werden/werd rechtstreeks geraakt met de straal van een hogedrukreiniger

• De afstandswaarschuwing vooruit/achteruit werkt mogelijk niet goed als:

  • Bij zware regenval of opspattend water

  • Als er water over het oppervlak van de sensor loopt

  • Als een sensor wordt beïnvloed door de sensoren van een andere auto

  • Als de sensor bedekt is met sneeuw

  • Als u op een ongelijkmatig wegdek of een weg met steenslag rijdt, of als er struiken langs de weg staan

  • Als er zich objecten die ultrasone golven genereren in de buurt van de sensor bevinden

  • Als het kenteken niet op de oorspronkelijke plaats is gemonteerd

  • Als de bumperhoogte van de auto of de installatieplaats van de sensor gewijzigd is

  • Als er uitrusting of accessoires in de buurt van de ultrasoonsensoren wordt/worden bevestigd

• De volgende objecten worden mogelijk niet gedetecteerd:

  • Scherpe of smalle objecten zoals touwen, kettingen of paaltjes.

  • Objecten die de frequentie van de sensoren absorberen, zoals kleding, sponsachtige materialen of sneeuw.

  • Objecten lager dan 100 cm (40 inches) en smaller dan 14 cm (6 inches).

  • Voetgangers, dieren of objecten die zich zeer dicht tegen de ultrasoonsensoren bevinden