Waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel bestuurder

Als herinnering voor de bestuurder gaan telkens als de toets Contactslot ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in de stand ON wordt gezet de waarschuwingslampjes van de veiligheidsgordels gedurende ongeveer 6 seconden branden, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt. Als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, klinkt de waarschuwingszoemer ongeveer 6 seconden lang.
Als u begint te rijden zonder dat de veiligheidsgordel is vastgemaakt of als u de veiligheidsgordel losmaakt wanneer u minder dan 20 km/h rijdt of stopt, gaat het bijbehorende waarschuwingslampje branden.
Als u begint te rijden zonder dat de veiligheidsgordel is vastgemaakt of als u de veiligheidsgordel losmaakt wanneer u 20 km/u of meer rijdt, gaat het waarschuwingslampje knipperen en zal de waarschuwingszoemer ongeveer 100 seconden lang klinken.
Wanneer de veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt losgemaakt, gaat het waarschuwingslampje branden wanneer de snelheid lager is dan 20 km/u.
Wanneer de snelheid 20 km/h of hoger is, knippert het waarschuwingslampje en klinkt de waarschuwingszoemer gedurende ongeveer 100 seconden.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel voorpassagier (indien van toepassing)

Als herinnering voor de voorpassagier brandt telkens als de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in de stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de voorpassagiersgordel gedurende ongeveer 6 seconden, ongeacht of de gordel is vastgemaakt.
Als u begint te rijden zonder dat de veiligheidsgordel is vastgemaakt of als u de veiligheidsgordel losmaakt wanneer u minder dan 20 km/h rijdt of stopt, gaat het bijbehorende waarschuwingslampje branden.
Als u begint te rijden zonder dat de veiligheidsgordel is vastgemaakt of als u de veiligheidsgordel losmaakt wanneer u 20 km/u of meer rijdt, gaat het waarschuwingslampje knipperen en zal de waarschuwingszoemer ongeveer 100 seconden lang klinken.
Wanneer de veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt losgemaakt, gaat het waarschuwingslampje branden wanneer de snelheid lager is dan 20 km/u. Wanneer de snelheid 20 km/h of hoger is, knippert het waarschuwingslampje en klinkt de waarschuwingszoemer gedurende ongeveer 100 seconden.

Niet in de juiste positie zitten heeft een negatief effect op het waarschuwingssysteem van de veiligheidsgordel van de voorpassagier. De bestuurder moet de passagier instrueren om correct te gaan zitten zoals dit is omschreven in deze handleiding.

-
Het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel voor de voorpassagier bevindt zich in de middenconsole.
-
Ook als er geen passagier op de stoel zit, zal het waarschuwingslampje gedurende 6 seconden knipperen of branden.
-
De waarschuwing voor de gordel van de voorpassagier kan in werking treden als bagage op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel achterpassagier (indien van toepassing)

Als herinnering voor de veiligheidsgordels achterin branden telkens wanneer het contact in stand ON wordt gezet de waarschuwingslampjes van de veiligheidsgordels achterin gedurende ongeveer 6 seconden, ongeacht of de gordel is vastgemaakt.
Vervolgens gaat het desbetreffende waarschuwingslampje gedurende ongeveer 70 seconden branden als een van de volgende situaties zich voordoet;
-
U start de motor wanneer de veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt.
-
U rijdt harder dan 9 km/h terwijl de veiligheidsgordel achter niet is vastgemaakt.
-
De veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt terwijl u langzamer dan 20 km/h rijdt.
Als de veiligheidsgordel achter wordt vastgemaakt, zal het waarschuwingslampje onmiddellijk doven.
Als de veiligheidsgordel achter wordt losgemaakt bij een snelheid die hoger is dan 20 km/u, zal gedurende 35 seconden het bijbehorende waarschuwingslampje gaan knipperen en de waarschuwingszoemer klinken.
Maar als de veiligheidsgordel tweemaal losgenomen wordt binnen 9 seconden nadat de gordel is omgedaan, zal het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel niet werken.
Driepuntsgordel
Hoogteverstelling (voorstoel) (indien van toepassing)
U kunt de hoogte van het bovenste bevestigingspunt in drie standen afstellen voor maximaal comfort en een maximale veiligheid.
De hoogte van de verstelbare veiligheidsgordel mag niet te dicht bij uw nek zijn. Het schoudergedeelte van de gordel moet zodanig zijn afgesteld dat het over de borst en het midden van de schouder loopt, en nooit over de nek.
Verhoog of verlaag het bovenste bevestigingspunt van de veiligheidsgordel tot de juiste hoogte.
Trek het bovenste bevestigingspunt (1) omhoog om het hoger af te stellen. Om het naar beneden te verplaatsen, drukt u het omlaag (3) terwijl u de knop (2) ingedrukt houdt.

Laat de knop los om het gordelomkeerpunt op zijn plaats te vergrendelen. Probeer het bovenste bevestigingspunt omhoog of omlaag te schuiven om te controleren of het is geblokkeerd.
Een onjuist gedragen veiligheidsgordel kan bij een aanrijding ernstig letsel veroorzaken.

-
Controleer of het bovenste bevestigingspunt op de juiste hoogte is vastgezet. Laat het schoudergedeelte van de gordel nooit langs uw nek of over uw gezicht lopen.
-
Na een botsing moet het gordelsysteem nagekeken worden om te verzekeren dat het normaal werkt. Vervang eventuele gordels die niet juist werken.
Veiligheidsgordel vastmaken:
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat en steek de metalen gesp (1) in de gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, hoort u een klik.
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollen als u eerst zelf het heupgedeelte van de gordel strak over uw heupen trekt. Als u zich langzaam voorover beweegt, rolt de gordel af en heeft u een maximale bewegingsruimte. Bij een noodstop of een aanrijding zal de gordel echter worden geblokkeerd. De gordel blokkeert ook wanneer u te snel naar voren buigt.


Als het u niet lukt om de veiligheidsgordel uit de blokkeerautomaat te trekken, trek dan krachtig aan de gordel en laat deze vervolgens los. U kunt dan de gordel gemakkelijk uittrekken.


U moet het heupgedeelte van de veiligheidsgordel zo laag mogelijk over uw heupen dragen en niet over uw middel. Als u de gordel te hoog over uw middel draagt, neemt de kans op letsel bij een aanrijding toe. Draag de gordel niet onder of over uw beide armen. De gordel moet over de ene arm en onder de andere arm door lopen, zoals in de afbeelding aangegeven.
Draag nooit de schoudergordel onder de arm door die zich het dichtst bij het portier bevindt.

De veiligheidsgordel moet in de gesp op elke zitting geklikt worden om goed vast te zitten.
A: Gordelsluiting voor rechter veiligheidsgordel achter
B: Gordelsluiting voor middelste veiligheidsgordel achter
C: Gordelsluiting voor linker veiligheidsgordel achter

Gebruik voor het bevestigen van de middelste veiligheidsgordel achter het gordelslot met de aanduiding CENTER.
Middelste veiligheidsgordel achter:
Zorg altijd dat de gesp (1) en de gordelsluiting (2) vergrendeld zijn. Trek aan de metalen gesp (3) en plaats hem in de gordelsluiting (4). Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, hoort u een klik. Zorg ervoor dat de gordel niet is verdraaid.
Gebruik voor het bevestigen van de middelste veiligheidsgordel achter de gordelsluiting met de aanduiding CENTER.


Veiligheidsgordel losmaken:
De veiligheidsgordel kan worden losgemaakt door op de ontgrendelknop (A) van de gordelsluiting te drukken. Als de veiligheidsgordel is losgemaakt, moet deze automatisch oprollen.
Controleer als dat niet gebeurt of de gordel misschien gedraaid is en probeer het opnieuw.

Heupgordel (indien van toepassing)
Veiligheidsgordel vastmaken:
Steek de metalen gesp (1) van de tweepuntsheupgordel in de gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, hoort u een klik. Controleer of de gordel goed is geblokkeerd en niet gedraaid zit.

Een tweepuntsheupgordel moet handmatig zo worden afgesteld dat hij strak aanligt over uw heupen. Zet de gordel vast en trek aan het losse uiteinde om de gordel strak te trekken.


De gordel moet zo laag mogelijk over uw heupen (1) lopen en niet over uw middel. Als de gordel te hoog gedragen wordt, neemt de kans op letsel bij een aanrijding toe.
Gebruik voor het bevestigen van de middelste veiligheidsgordel achter het gordelslot met de aanduiding CENTER.
Veiligheidsgordel losmaken:
Druk op de knop (1) van de gordelsluiting om de gordel los te maken.


De vergrendeling van de heupgordel is anders dan die van de driepuntsgordels achter. Let er daarom bij het vastmaken van de gordels op dat ze in de juiste gordelsluiting gestoken worden omdat alleen dan een maximale bescherming geboden kan worden.
Veiligheidsgordels achter opbergen

Als de veiligheidsgordels achterin niet gebruikt worden, kunnen de gordelsluitingen in het opbergvak tussen rugleuning en zitting worden geschoven.