De auto laten schommelen
Draai eerst het stuurwiel een aantal keren naar rechts en naar links om de voorwielen vrij te maken wanneer de auto vastzit in sneeuw, zand of modder en de auto heen en weer moet worden geschommeld om hem los te trekken. Schakel vervolgens afwisselend de eerste versnelling en de achteruitversnelling (bij een handgeschakelde transmissie) in of stand R (achteruit) en één van de vooruitversnellingen bij een automatische transmissie/automatische handgeschakelde transmissie. Laat de motor niet met een te hoog toerental draaien en laat de wielen niet te lang doorslippen. Als de auto na enkele pogingen nog vastzit, moet u de auto los laten trekken om oververhitting van de motor en beschadiging van de transmissie te voorkomen.

Het langdurig van de eerste versnelling naar de achteruit en omgekeerd schakelen kan oververhitting van de motor en beschadiging van de transmissie en van de banden veroorzaken.

Slippende wielen
Laat de wielen niet doorslippen, vooral niet bij snelheden van meer dan 56 km/u (35 mph). Het met hoge snelheid door laten slippen van de wielen wanneer de auto stilstaat kan oververhitting van de banden veroorzaken, waardoor deze kunnen beschadigen en voorbijgangers kunnen verwonden.

De voertuigstabiliteitsregeling (indien van toepassing) moet in stand OFF wordt gezet voordat de auto op eigen kracht losgetrokken wordt.

Als u met u auto vast komt te zitten in de sneeuw, modder, zand, enz., kunt u proberen de auto weer los te krijgen door afwisselend voor- en achteruit te rijden. Doe dat echter niet als er mensen of voorwerpen in de directe nabijheid van de auto staan. Tijdens het voor- of achteruitrijden kan de auto plotseling naar voren of naar achteren schieten als de aangedreven wielen weer grip krijgen, waardoor personen letsel kunnen oplopen of schade kan ontstaan.