Transmissiestanden
R (achteruit)
Gebruik deze stand om de auto achteruit te rijden.

-
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat de stand R (achteruit) wordt ingeschakeld.
-
Schakelen naar R (achteruit) is niet mogelijk bij een rijsnelheid hoger dan 2 km/u (1 mph).
-
Trap het rempedaal volledig in. Zo niet, dan gaat het controlelampje voor de rem branden en kunt u niet schakelen.
N (neutraal)
De wielen en transmissie hebben niet aangegrepen. Schakel stand N (neutraal) in voor het opnieuw starten van een afgeslagen motor, of als moet worden gestopt terwijl de motor draait. Trap altijd het rempedaal in wanneer u vanuit N (neutraal) naar een andere versnelling schakelt.

Schakel alleen wanneer uw voet stevig op het rempedaal staat. Door te schakelen wanneer de motor met hoog toerental draait, kan de auto zeer snel vooruitbewegen. U kunt de controle over de auto verliezen en personen of voorwerpen raken.
D (rijden)
Dit is de normale stand voor het rijden in voorwaartse richting. De transmissie schakelt automatisch naar de juiste versnellingspositie bij bediening van het gaspedaal en variatie van de voertuigsnelheid. Voor extra vermogen bij het inhalen van een ander voertuig of het oprijden van een helling, trapt u het gaspedaal verder in totdat u de transmissie voelt terugschakelen naar een lagere versnelling.
Heuvel op starten
-
Trek de parkeerrem stevig aan om te voorkomen dat het voertuig achteruit rolt.
-
Beweeg de schakelhendel naar stand D (rijden) terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt. Ga na of de schakelindicator op het instrumentenpaneel 1e versnelling aangeeft.
-
Haal uw voet van het rempedaal en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als het voertuig dan begint te bewegen, laat u de parkeerrem los en trapt u het gaspedaal in.
Heuvel af starten
-
Trap het rempedaal in en beweeg de schakelhendel naar stand D (rijden). Ga na of de schakelindicator op het instrumentenpaneel 1e versnelling aangeeft.
-
Haal uw voet van het rempedaal en trap langzaam het gaspedaal in. Als het voertuig harder gaat rijden, grijpt de koppeling aan.

-
Als er niet wordt geschakeld na het bewegen van schakelhendel van N (neutraal) naar D (rijden)/M (handmatig)/R (achteruit), probeer dan opnieuw te schakelen. Eventuele vertraging en lawaai met tussenpozen zijn in dit geval normaal.
-
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen en het rempedaal ingetrapt is voordat de stand D (rijden) wordt ingeschakeld.
-
Schakelen van R (achteruit) naar D (rijden) is niet mogelijk bij een rijsnelheid hoger dan 7 km/u (4 mph).
-
Trap het rempedaal volledig in. Zo niet, dan gaat het controlelampje voor de rem branden en kunt u niet schakelen.
Handmatige schakelstand

De handmatige schakelmodus kan zowel bij een stilstaande auto als tijdens het rijden worden ingeschakeld, door de selectiehendel vanuit stand D (rijden) naar de stand voor handmatig rijden (M) te verplaatsen. Druk de selectiehendel weer in de hoofdcoulisse om naar stand D (rijden) terug te keren. In de handmatige modus kunt u door de selectiehendel naar achteren of naar voren te verplaatsen het gewenste schakelbereik kiezen voor de huidige rijomstandigheden.
+ (omhoog): Druk de selectiehendel één keer naar voren om één versnelling op te schakelen.
- (omlaag): Trek de selectiehendel één keer naar achteren om één versnelling terug te schakelen.

-
Alleen de 5 versnellingen vooruit kunnen worden gekozen. Zet de selectiehendel in stand R (achteruit) of N (neutraal) om de auto respectievelijk achteruit te rijden of te blokkeren bij het parkeren.
-
Het terugschakelen verloopt automatisch wanneer de auto vertraagt. Wanneer de auto stopt, wordt automatisch de 1e versnelling ingeschakeld.
-
Wanneer het motortoerental het rode gebied bereikt, schakelt de transmissie automatisch naar een hogere versnelling.
-
Als de bestuurder de hendel in de stand + (op) of - (neer) beweegt, is het mogelijk dat de transmissie niet de gevraagde schakeling uitvoert, omdat de volgende versnelling zich buiten het toegestane motortoerentalbereik bevindt. De bestuurder moet zelf opschakelen overeenkomstig de rijomstandigheden en ervoor zorgen dat het motortoerental beneden het rode gebied blijft.
-
Druk de selectiehendel naar voren naar de stand (+) voor wegrijden vanuit stilstand op een glad wegdek. Hierdoor schakelt de transmissie naar de 2e versnelling, die beter geschikt is voor het soepel wegrijden op een gladde ondergrond. Duw de selectiehendel naar de stand - (omlaag) om de eerste versnelling weer in te schakelen.