Zoek enkel op titel
Home > Infotainmentsysteem > Bluetooth > Verbinden met Bluetooth-apparaten

Verbinden met Bluetooth-apparaten

Bluetooth is een draadloze netwerktechnologie voor signaaloverdracht over een zeer korte afstand. Via Bluetooth kunt u mobiele apparaten in de nabije omgeving verbinden om gegevens te verzenden en ontvangen tussen de verbonden apparaten Zo kunt u deze apparaten effectief gebruiken.

Om bluetooth te gebruiken, moet u eerst een bluetooth-apparaat met uw systeem verbinden, zoals een mobiele telefoon of een mp3-speler. Controleer of het apparaat dat u wilt verbinden bluetooth ondersteunt.

WAARSCHUWING

Parkeer uw voertuig op een veilige plaats voordat u verbinding maakt met Bluetooth-apparaten. Als u tijdens het rijden wordt afgeleid, kan dit een verkeersongeval veroorzaken en persoonlijk letsel of de dood tot gevolg hebben.

OPMERKING
  • Op uw systeem kunt u alleen bluetooth-handsfree- en audiofuncties gebruiken. Maak verbinding met een mobiel apparaat dat beide functies ondersteunt.

  • Sommige Bluetooth-apparaten kunnen storingen in het infotainementsysteem of ruis veroorzaken. Dit probleem kan mogelijk worden verholpen door de apparatuur op een andere plaats op te bergen.

  • Afhankelijk van het verbonden Bluetooth-apparaat of de verbonden mobiele telefoon, kan het zijn dat de functies voor herhalen en willekeurige volgorde niet worden ondersteund.

  • Als het systeem niet stabiel is door een fout in de communicatie met een Bluetooth-apparaat van het voertuig, verwijder dan de gekoppelde apparaten en verbind het Bluetooth-apparaat opnieuw.

  • Als de Bluetooth-verbinding niet stabiel is, volg dan de volgende stappen om het opnieuw te proberen.

    1. Schakel Bluetooth uit en schakel het weer in op het apparaat. Verbind vervolgens het apparaat opnieuw.

    2. Schakel het apparaat uit en in. Verbind het vervolgens opnieuw.

    3. Verwijder de batterij uit het apparaat en plaats hem weer terug. Schakel dan het apparaat in en verbind het apparaat opnieuw.

    4. Verwijder de registratie van de Bluetooth-koppeling op zowel het systeem als het apparaat en registreer ze dan opnieuw en verbind ze.

  • De Bluetooth-verbinding is niet beschikbaar wanneer de Bluetooth-functie van het apparaat is uitgeschakeld. Zorg dat u de Bluetooth-functie van het apparaat inschakelt.

Apparaten met uw systeem koppelen

Voor Bluetooth-verbindingen moet u eerst uw apparaat met uw systeem koppelen om het toe te voegen aan de lijst van Bluetooth-apparaten in het systeem. U kunt maximaal vijf apparaten registreren.

  1. Druk in het bedieningspaneel op de toets [PHONE] (telefoon) en selecteer dan Phone settings (telefooninstellingen)Add new device (nieuw apparaat toevoegen).

    • Als u een apparaat voor het eerst met uw systeem koppelt, kunt u ook op de toets Call/Answer (bellen/beantwoorden) op het stuurwiel drukken.

  2. Schakel Bluetooth in op het Bluetooth-apparaat dat u wilt verbinden, zoek naar het systeem van uw voertuig en selecteer dit.

    • Controleer de Bluetooth-naam van het systeem, die wordt weergegeven in het nieuwe pop-upvenster voor registratie op het systeemscherm.

  3. Voer het wachtwoord in of bevestig het om de verbinding te bevestigen.

    • Als het invoerscherm voor het wachtwoord op het scherm van het bluetooth-apparaat wordt weergegeven, voert u de code '0000' in die op het systeemscherm wordt weergegeven.

    • Als het zescijferige wachtwoord op het scherm van het Bluetooth-apparaat wordt weergegeven, controleer dan dat het Bluetooth-wachtwoord dat op het Bluetooth-apparaat wordt weergegeven hetzelfde is als het wachtwoord op het systeemscherm en bevestig de verbinding vanaf het apparaat.

OPMERKING
  • De schermafbeelding in deze handleiding is een voorbeeld. Controleer uw systeemscherm voor de exacte voertuignaam en naam van het Bluetooth-apparaat.

  • De standaard toegangscode is '0000'.

  • Het kan enige tijd duren voordat het systeem verbinding maakt met het apparaat nadat u toestemming hebt gegeven voor toegang tot het apparaat. Wanneer een verbinding tot stand is gebracht, wordt het bluetooth-statuspictogram boven in het scherm weergegeven.

  • U kunt de ingestelde toegangsrechten wijzigen via het Bluetooth-instellingenmenu van de mobiele telefoon. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw mobiele telefoon voor meer informatie.

  • Herhaal stap 1 tot 3 om een nieuw apparaat te registreren.

  • Als u de automatische Bluetooth-verbindingsfunctie gebruikt, kan een gesprek worden doorgeschakeld naar de Handsfree-functie van het voertuig wanneer u de telefoon in de buurt van het voertuig meeneemt terwijl de motor van het voertuig is ingeschakeld. Als u niet wilt dat het systeem automatisch verbinding maakt met het apparaat, schakelt dan Bluetooth uit op uw apparaat.

  • Wanneer een apparaat via Bluetooth met het systeem is verbonden, kan de batterij van het apparaat sneller ontladen.

Verbinden met een gekoppeld apparaat

Om een Bluetooth-apparaat op uw systeem te gebruiken, verbindt u het gekoppelde apparaat met het systeem. Uw systeem kan slechts met één apparaat tegelijkertijd verbinding maken.

  1. Druk in het bedieningspaneel op de toets [PHONE (TELEFOON)] en selecteer dan Phone settings (telefooninstellingen)Paired devices (Gekoppelde apparaten) .

    • Als er geen verbonden apparaat is, drukt u op de toets Call/Answer (bellen/beantwoorden) op het stuurwiel.

  2. Draai de knop [TUNE] (afstemmen) om het apparaat te selecteren waarmee u wilt verbinden en druk dan op de knop.

    • Als er al een ander apparaat met uw systeem is verbonden, moet u de verbinding hiermee verbreken. Selecteer het verbonden apparaat waarmee u de verbinding wilt verbreken.

OPMERKING
  • Als een verbinding wordt beëindigd omdat een apparaat zich buiten het verbindingsbereik bevindt of er een apparaatfout optreedt, wordt de verbinding automatisch hersteld wanneer het apparaat weer binnen het verbindingsbereik komt of wanneer de fout wordt hersteld.

  • Afhankelijk van de prioriteit van de automatische verbinding kan het een tijd duren eer er verbinding is met een apparaat.

De verbinding met een apparaat verbreken

Als u het gebruik van een Bluetooth-apparaat wilt stoppen of verbinding wilt maken met een ander apparaat, verbreekt u de verbinding met het momenteel verbonden apparaat.

  1. Druk in het bedieningspaneel op de toets [PHONE (TELEFOON)] en selecteer dan Phone settings (Telefooninstellingen)Paired devices (Gekoppelde apparaten) .

  2. Draai de knop [TUNE] (afstemmen) om het apparaat te selecteren waarmee u verbinding maakt en druk dan op de knop.

  3. Druk op de toets [1 RPT] om Yes te selecteren.

Gekoppelde apparaten verwijderen

Als u niet meer wilt dat een Bluetooth-apparaat gekoppeld is of als u een nieuw apparaat wilt koppelen wanneer de lijst van Bluetooth-apparaten vol is, verwijdert u gekoppelde apparaten.

  1. Druk in het bedieningspaneel op de toets [PHONE (TELEFOON)] en selecteer dan Phone settings (Telefooninstellingen)Delete devices (Verwijder apparaten) .

  2. Draai aan de knop [TUNE] (afstemmen) om het apparaat te selecteren dat u wilt verwijderen en druk dan op de knop.

  3. Druk op de toets [1 RPT] om Yes te selecteren.

OPMERKING
  • Als u een gekoppeld apparaat verwijdert, worden de oproepgeschiedenis en de contacten die in het systeem zijn opgeslagen ook verwijderd.

  • Als u een verwijderd apparaat opnieuw wilt gebruiken, moet u het apparaat weer koppelen.