Toets Rijhulpsysteem
: Schakelt de cruise control in of uit.
RES+: Hervat of verhoogt de ingestelde snelheid.
SET-: Ingestelde snelheid instellen of verlagen.
: Tussenafstand instellen.
O: Schakelt de Smart Cruise Control uit.
Snelheid Smart Cruise Control instellen:
-
Druk op de knop Rijhulp
om de functie in te schakelen. Het controlelampje CRUISE in het instrumentenpaneel gaat branden.

-
Accelereer naar de gewenste snelheid.
De snelheid van de Smart Cruise Control kan als volgt worden ingesteld:
-
10 km/h (5 mph) ~ 160 km/h (100 mph): als er geen voorligger is
-
0 km/h (0 mph) ~ 160 km/h (100 mph): als er wel een voorligger is
-
-
Beweeg de schakelaar omlaag (naar SET-) en laat hem los bij de gewenste snelheid. De ingestelde snelheid en afstand tot het voertuig op het LCD-display gaan branden.

-
Laat het gaspedaal los. De gewenste snelheid wordt nu automatisch aangehouden.
Als er een voorligger is, kan de snelheid afnemen om de afstand tot de voorligger te handhaven.
Op een steile helling kan de auto iets vertragen of versnellen bij het helling op of helling af rijden.
De rijsnelheid kan voor een naderende afdaling dalen en in aanloop naar een klim toenemen.
De snelheid wordt ingesteld op 30 km/h (20 mph) wanneer er een voertuig voor u rijdt en uw rijsnelheid 0 km/h ~ 30 km/h (20 mph) is.
De snelheid wordt ingesteld op 30 km/h (20 mph) wanneer er geen voertuig voor u rijdt en uw rijsnelheid 10 km/h (5 mph) ~ 30 km/h (20 mph) is.
Situaties waarin de Smart Cruise Control niet werkt

-
Het bestuurdersportier is open.
-
De auto wordt geschakeld naar stand N (neutraal) / R (achteruit) / P (parkeren).
-
De parkeerrem is geactiveerd.
-
De rijsnelheid ligt niet binnen het aangegeven bereik voor de Smart Cruise Control.
-
De ESC (elektronische stabiliteitsregeling), TCS (anti-doorslipregeling) of ABS is actief.
-
De ESC (elektronische stabiliteitsregeling), TCS (anti-doorslipregeling) of ABS is uitgeschakeld.
-
De sensorafdekking is sterk vervuild.
-
De werking van de motor is abnormaal.
-
Forward Collision-Avoidance Assist (FCA; ondersteuning botsingsvermijding voorzijde) is actief.
-
Het toerental van de motor is in het rode gebied.
-
De sensorgegevens van de radar aan de voorzijde liggen buiten het bereik.
De ingestelde snelheid van de Smart Cruisecontrol verhogen:

Volg één van de volgende procedures:
-
Beweeg de schakelaar omhoog (naar RES+) en houd hem in die stand vast. De ingestelde snelheid wordt met 10 km/h (5 mph) verhoogd. Laat de schakelaar los op het moment dat de gewenste snelheid is bereikt.
-
Beweeg de schakelaar omhoog (naar RES+) en laat hem vervolgens onmiddellijk los. Iedere keer dat u de schakelaar omhoog beweegt (naar RES+), wordt de snelheid met 1,0 km/h (1,0 mph) verhoogd.
-
U kunt snelheden tot 160 km/h (100 mph) instellen.

Controleer de rijomstandigheden voordat u de schakelaar gebruikt. De rijsnelheid gaat snel omhoog wanneer u de schakelaar omhoog duwt en vasthoudt.
De ingestelde snelheid van Smart Cruise control verlagen:

Volg één van de volgende procedures:
-
Beweeg de schakelaar omlaag (naar SET-) en houd hem in die stand vast. De ingestelde snelheid wordt met 10 km/h (5 mph) verlaagd. Laat de schakelaar los op het moment dat de gewenste snelheid is bereikt.
-
Beweeg de schakelaar omlaag (naar SET-) en laat hem vervolgens onmiddellijk los. De rijsnelheid neemt telkens met 1,0 km/h (1,0 mph) af als u de schakelaar op deze manier (naar SET-) beweegt.
-
U kunt snelheden tot 30 km/h (20 mph) instellen.
Tijdelijk accelereren met ingeschakelde Smart Cruise Control:
Trap het gaspedaal in om de rijsnelheid tijdelijk te verhogen als de Smart Cruisecontrol is ingeschakeld. De grotere snelheid heeft geen invloed op de werking van de Smart Cruisecontrol of verandert de ingestelde rijsnelheid niet.
Laat het gaspedaal los om weer terug te keren naar de oorspronkelijke rijsnelheid.
Als u de hendel omlaag beweegt (naar SET-) bij een hogere snelheid, dan wordt de hogere rijsnelheid opnieuw ingesteld.

Wees voorzichtig als u tijdelijk sneller gaat rijden omdat de snelheid dan niet automatisch wordt geregeld, zelfs als er een voertuig vóór u rijdt.
Smart Cruise Control tijdelijk uitschakelen:
Actief uitschakelen:

Het Smart Cruise Control-systeem wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer u het rempedaal intrapt of op de toets O drukt. Trap het rempedaal in en druk tegelijkertijd op de toets O terwijl het voertuig stilstaat. De indicatie van de snelheid en de tussenafstand verdwijnen van het instrumentenpaneel en het controlelampje CRUISE vast blijft branden.
Automatisch geannuleerd
De Smart Cruise Control wordt automatisch geannuleerd in de volgende situaties:
-
Het bestuurdersportier wordt geopend.
-
De selectieknop in stand N (neutraal), R (achteruit) of P (parkeren) zetten.
-
De EPB (elektronische parkeerrem) is actief.
-
De rijsnelheid hoger is dan 170 km/h (110 mph)
-
ESC, ABS of tractiecontrole is actief.
-
ESC is uitgeschakeld.
-
De sensor of het beschermkapje is vuil of bedekt met een substantie.
-
Het gaspedaal wordt lange tijd continu ingetrapt.
-
De rijsnelheid bevindt zich in een gevaarlijk bereik.
-
Storing in de Smart Cruise Control.
-
Wanneer de remsysteemregelfunctie gebruikt wordt voor de Forward Collision-Avoidance Assist
-
Het voertuig staat langer dan 5 minuten stil.
-
Gedurende lange tijd stopt u en rijdt u herhaaldelijk verder.
-
Wanneer de parkeerrem in werking is.
-
Er zijn problemen met de auto.
Elk van deze acties annuleert de werking van Smart Cruise Control. (de ingestelde snelheid en voertuigafstand verdwijnen op het LCD display.) Indien Smart Cruise Control automatisch wordt geannuleerd, zal Smart Cruise Control niet opnieuw beginnen werken, zelfs niet als de RES+ of SET-schakelaar wordt verplaatst.
In een situatie waarin de Smart Cruise Control automatisch geannuleerd wordt wanneer het voertuig stopt, wordt de EPB geactiveerd en de parkeerrem vergrendeld.

Als de Smart Cruise Control wordt uitgeschakeld door een andere oorzaak dan de hierboven genoemde, moet u de functie laten controleren door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.


Als het systeem automatisch wordt uitgeschakeld, hoort u een waarschuwingszoemer en verschijnt er gedurende enkele seconden een mededeling.
Pas actief uw rijsnelheid aan door het rempedaal of het gaspedaal in te trappen in overeenstemming met de weg- en rijomstandigheden.
Controleer altijd de verkeerssituatie. Laat u niet leiden door de waarschuwingszoemer.
Ingestelde snelheid van de Smart Cruisecontrol hervatten:

Als er een andere methode dan de O-schakelaar werd gebruikt om de kruissnelheid te annuleren en de functie is nog steeds geactiveerd, wordt de ingestelde snelheid automatisch hervat wanneer u de schakelaar naar boven zit (naar RES+).
Wanneer u de schakelaar omhoog beweegt (naar RES+), wordt de laatst ingestelde snelheid hervat. Als de rijsnelheid echter daalt tot onder 10 km/h (5 mph), wordt het weer actief wanneer zich een voertuig vóór uw auto bevindt.

Om het risico op een ongeval te beperken moet u altijd controleren of de wegomstandigheden een veilig gebruik van de Smart Cruise Control toelaten voordat u het systeem opnieuw inschakelt met de RES+-schakelaar.
Om Smart Cruise Control uit te schakelen:
Druk op de toets Rijhulp
. (Het controlelampje CRUISE op het instrumentenpaneel gaat uit).
Wanneer u de Smart Cruise Control niet nodig hebt, drukt u op de toets Rijhulp
om het systeem uit te schakelen.

De modus verandert zoals hieronder is aangegeven elke keer dat de knop
wordt in gedrukt.


Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
-
Als Smart Cruise Control ingeschakeld blijft (controlelampje cruise op het instrumentenpaneel blijft branden), kan de Smart Cruise Control mogelijk onbedoeld worden geactiveerd. Laat Smart Cruise Control uit (waarschuwingslampje CRUISE uit) wanneer Smart Cruise Control niet wordt gebruikt.
-
Verlaat de auto niet terwijl Smart Cruise Control ingeschakeld is, ook al staat hij stil. Indien het noodzakelijk is om het voertuig te verlaten, schakel dan de Smart Cruise Control uit, zet de selectieknop op P (parkeren), trek de parkeerrem aan en schakel de motor uit terwijl u het rempedaal intrapt.
Verlaat de auto niet terwijl Smart Cruise Control ingeschakeld is, ook al staat hij stil. Indien het noodzakelijk is om het voertuig te verlaten, schakel dan de Smart Cruise Control uit, zet de transmissie in P (parkeren), trek de parkeerrem aan en schakel de motor uit terwijl u het rempedaal intrapt.
-
Gebruik de Smart Cruise Control alleen bij goede weg- en verkeersomstandigheden. Gebruik de Smart Cruise Control niet in de volgende situaties, omdat er een groot risico op ongelukken is.
-
Verkeersknooppunt of tolpoort
-
Weg omgeven door abnormaal veel staalconstructies (metroconstructie, stalen tunnel enz.)
-
Parkeerterrein
-
Rijstroken naast vangrails
-
Glad wegdek door regen, ijs of sneeuw
-
Weg met scherpe bochten
-
Steile hellingen
-
Winderige wegen
-
Onverharde wegen
-
Wegen in aanbouw
-
Ribbelstrook
-
Bij het rijden in de nabijheid van vangrails
-
Wanneer het voertuigdetectievermogen is verminderd door aanpassingen aan het voertuig die resulteren in een hoogteverschil tussen de voorzijde en achterzijde van het voertuig
-
Wanneer u beperkt zicht hebt (mogelijk vanwege slecht weer, zoals mist, regen of een zandstorm)
-
-
Let bij het gebruik van Smart Cruise Control extra goed op de rijomstandigheden.
-
Smart Cruise Control is geen vervanging voor veilig rijgedrag. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om altijd de rijsnelheid en de afstand tot de voorligger in de gaten te houden.
-
Wees voorzichtig wanneer u heuvelafwaarts rijdt met de Smart Cruise Control.
-
Het Smart Cruise Control-systeem mag niet worden gebruikt wanneer de auto wordt gesleept om eventuele schade te voorkomen.
-
Stel de rijsnelheid altijd lager in dan de snelheidslimiet in uw land.
-
Onverwachte situaties kunnen tot ongevallen leiden. Let tijdens het rijden voortdurend op de wegomstandigheden, ook wanneer u Smart Cruise Control gebruikt.