Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Smart Cruise Control (SCC) > Als zich een voorligger in uw rijstrook bevindt:

Als zich een voorligger in uw rijstrook bevindt:

Niveau 4
Niveau 3
Niveau 2
Niveau 1
  • De auto houdt de ingestelde snelheid aan wanneer de rijstrook vóór de auto vrij is.

  • De auto gaat sneller of langzamer rijden om de geselecteerde afstand te blijven aanhouden wanneer zich op de rijstrook een auto vóór uw auto bevindt. (Op het LCD-display ziet u alleen een auto vóór uw auto wanneer er zich ook daadwerkelijk een auto vóór u bevindt.)

  • Wanneer de voorligger sneller gaat rijden, trekt uw auto tot de geselecteerde snelheid op en houdt daarna een constante rijsnelheid aan.

  • Als u de richtingaanwijzer aan de bestuurderszijde inschakelt terwijl er zich een voertuig voor u bevindt, kan uw auto tijdelijk accelereren om u te helpen bij het wisselen van rijstrook.

Botsingswaarschuwing

Als er een groot risico op een botsing is als gevolg van een plotseling remmende voorligger of een te geringe veiligheidsafstand tot de voorligger tijdens het rijden met de Smart Cruise Control, zodat het nodig is dat de bestuurder de remmen of het stuur bedient, gaat de afstandsaanduiding tot de voorligger op het instrumentenpaneel knipperen en klinkt er een botsingswaarschuwing.

In dat geval moet u onmiddellijk snelheid minderen.

LET OP
  • Zelfs als u de waarschuwingsmelding niet ziet en de waarschuwingszoemer niet hoort, moet u altijd op de rijomstandigheden letten om te voorkomen dat een gevaarlijke situatie optreedt.

  • Het luid afspelen van muziek in de auto kan ervoor zorgen dat de inzittenden de waarschuwingsgeluiden van het systeem niet horen.

  • Als de auto de ingestelde afstand niet voldoende kan aanhouden, klinkt er een waarschuwingsgeluid en knippert er een waarschuwing op het instrumentenpaneel. Als er een waarschuwingsgeluid klinkt, moet u de verkeerssituatie in de nabije omgeving controleren en indien nodig de snelheid regelen door het rempedaal in te trappen. Let altijd op wanneer er sprake is van gevaar, zelfs als er geen waarschuwingsgeluid klinkt.

WAARSCHUWING
  • Als de snelheid van de voorligger gelijk is aan of hoger is dan de snelheid van uw voertuig, waarschuwt de functie u mogelijk niet indien u de ingestelde afstand niet voldoende aanhoudt. Let altijd op wanneer er sprake is van gevaar, zelfs als er geen waarschuwingsgeluid klinkt.

  • Als de snelheid van de voorligger te laag is, waarschuwt de functie u mogelijk niet indien u de ingestelde afstand niet voldoende aanhoudt. Let altijd op wanneer er sprake is van gevaar, zelfs als er geen waarschuwingsgeluid klinkt.

  • Als u een snelheid voor de Smart Cruise Control hebt ingesteld en het gaspedaal indrukt, waarschuwt de functie u mogelijk niet indien u de ingestelde afstand niet voldoende aanhoudt. Let altijd op wanneer er sprake is van gevaar, zelfs als er geen waarschuwingsgeluid klinkt.

LET OP

Als de voorligger (snelheid van de auto: lager dan 30 km/h (20 mph)) naar een andere rijstrook gaat, klinkt de waarschuwingszoemer en verschijnt er een melding. Pas actief de rijsnelheid aan door het rempedaal in te trappen al naar gelang de weg- en rijomstandigheden.

Filerijden

Gebruik de schakelaar of het pedaal om te accelereren

  • Als u in een file rijdt, stopt uw auto als uw voorligger stopt. En als uw voorligger weer gaat rijden, gaat uw auto ook rijden. Als de auto echter langer dan 3 seconden stilstaat, moet u het gaspedaal intrappen of de schakelaar omhoog duwen (naar RES+/SET-) om te gaan rijden.

  • Als u tegen de Smart Cruise Control-schakelaar (RES+ of SET-) duwt terwijl de Auto Hold en Smart Cruise Control actief zijn, wordt de Auto Hold uitgeschakeld, ongeacht of u het gaspedaal bedient, en begint de auto te rijden. Het AUTO HOLD-controlelampje verandert van groen in wit.