Zoek enkel op titel
Home > Veiligheidssystemen van uw auto > Airbag - aanvullend veiligheidssysteem > Airbag bestuurder en voorpassagierairbag bestuurder en voorpassagier

Airbag bestuurder en voorpassagierairbag bestuurder en voorpassagier

Airbag bestuurder/voorpassagier
Knie-airbag bestuurder (indien van toepassing)

Dat uw auto voorzien is van een dergelijk systeem blijkt uit de letters AIRBAG op het stuurwiel en op het paneel boven het dashboardkastje.

WAARSCHUWING
  • De bestuurder moet zijn handen in de stand 9:00 en 3:00 op het stuurwiel plaatsen. De passagier moet zijn handen op de schoot houden.

  • Maak altijd gebruik van de veiligheidsgordels en, indien van toepassing, van kinderzitjes; iedere keer, bij iedere reis en voor iedereen! De airbags worden met aanzienlijke kracht in een zeer korte tijd gevuld. De veiligheidsgordel houden de inzittenden in de juiste positie, zodat ze optimaal kunnen profiteren van de airbags. Ook in een auto met airbags kunnen de inzittenden ernstig letsel oplopen tijdens het activeren van de airbag als de inzittenden de gordels niet of niet op de juiste wijze dragen. Volg altijd de voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheidsgordels, airbags en de veiligheid voor de inzittenden in dit instructieboekje zorgvuldig op.

  • Om de kans op ernstig of dodelijk letsel te beperken en optimaal te profiteren van het aanvullend veiligheidssysteem:

    • Vervoer een kind nooit op de voorstoel in een kinderzitje of op een zitkussen.

    • Vervoer kinderen altijd op de achterstoelen met de veiligheidsgordels om. Dat is de veiligste plaats voor kinderen van alle leeftijden.

    • De airbags voor en de zijairbags kunnen letsel veroorzaken als de inzittenden voor niet in de juiste positie zitten.

    • Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u er wel op moet letten dat u alle bedieningsorganen nog goed kunt bereiken.

    • Ga niet te dicht op de airbag zitten, dat geldt ook voor uw voorpassagier, en leun niet onnodig naar voren. Als u of uw voorpassagier te dicht op de airbag zit, kan er door het activeren van de airbag ernstig letsel ontstaan.

    • Leun ook niet tegen het portier of de middenconsole; zit altijd zo rechtop mogelijk.

    • Er mogen geen objecten op of in de buurt van de airbags in het stuur, op het dashboard of op het dashboardpaneel boven het handschoenkastje worden geplaatst omdat dergelijke voorwerpen letsel kunnen veroorzaken als de airbags bij een aanrijding geactiveerd worden.

    • Ontkoppel het airbagsysteem niet en voer geen aanpassingen uit aan de bedrading of andere onderdelen ervan. Als u dat wel doet kunt u letsel oplopen omdat de airbags onverwacht kunnen worden geactiveerd of juist niet worden geactiveerd wanneer dat wel nodig is.

    • Als het SRS-airbagwaarschuwingslampje tijdens het rijden blijft branden, moet u het systeem laten nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

    • Airbags zijn maar één keer te gebruiken – laat het systeem in dat geval vervangen door een professionele werkplaats.

      Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

    • Het aanvullende veiligheidssysteem SRS is ontworpen om de frontale airbags alleen te activeren als een botsing voldoende hevig is en wanneer de botshoek minder dan 30° bedraagt ten opzichte van de voorwaartse lengteas van de auto. Verder kunnen de airbags maar één keer worden geactiveerd. Draag te allen tijde de veiligheidsgordels.

    • De airbags voor zijn niet ontworpen om te worden geactiveerd bij een aanrijding van opzij, van achteren of bij het over de kop slaan van de auto. Verder worden de airbags voor niet geactiveerd als de kracht van de aanrijding de drempelwaarde niet overschrijdt.

    • Een kinderzitje mag nooit op de voorstoel worden geplaatst. Het kind kan ernstig of dodelijk letsel oplopen als de airbag bij een aanrijding wordt geactiveerd.

    • Kinderen tot en met 13 jaar moeten altijd plaatsnemen op de achterstoel en de gordel op de juiste manier dragen. Laat kinderen nooit op de voorpassagiersstoel meerijden. Als een kind ouder dan 13 jaar op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden gezet.

    • Voor een maximale bescherming bij alle soorten aanrijdingen moeten alle inzittenden, inclusief de bestuurder, hun veiligheidsgordel dragen, ongeacht het feit of er voor hun positie een airbag aanwezig is. Ga tijdens het rijden niet dichter bij de airbag zitten dan nodig is en leun ook niet onnodig voorover.

    • Een onjuiste zithouding of zitpositie kan bij een aanrijding ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Alle inzittenden moeten rechtop zitten, met de rugleuning zo rechtop mogelijk, midden op de zitting en met de veiligheidsgordel om, de benen comfortabel gestrekt en de voeten op de vloer, totdat de auto is geparkeerd en de contactsleutel is verwijderd.

    • Het airbagsysteem vult de airbags erg snel om in geval van een aanrijding een maximale bescherming te kunnen bieden. Als een inzittende niet in de juiste positie zit omdat hij of zij de veiligheidsgordel niet draagt, kan de airbag teveel kracht op de inzittende uitoefenen, waardoor deze ernstig of dodelijk letsel zou kunnen oplopen.

  • Er mogen geen voorwerpen (zoals crashpadafdekking, houder voor mobiele telefoon, bekerhouder, parfum of etiketten) worden aangebracht op of in de buurt van de airbagmodules op het stuurwiel, het instrumentenpaneel, het glas van de voorruit en het voorpassagierspaneel boven het dashboardkastje. Dergelijke voorwerpen kunnen letsel veroorzaken als de auto betrokken raakt bij een botsing die ernstig genoeg is om de airbags te activeren. Plaats geen voorwerpen op de airbag of tussen de airbag en uzelf.