Zoek enkel op titel
Home > Veiligheidssystemen van uw auto > Veiligheidsgordels > Beveiligingssysteem veiligheidsgordels

Beveiligingssysteem veiligheidsgordels

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel (indien van toepassing)

Waarschuwingslampje veiligheidsgordel vooraan

Werkingsvoorwaarde(n)

  • Wanneer het voertuig naar de stand POWER ON of DRIVE READY wordt gezet

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel voorin brandt ongeveer 6 seconden.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid lager is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel voorin blijft branden

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel vooraan knippert.

    • De waarschuwingszoemer klinkt gedurende ongeveer 100 seconden.

      En dan blijft het waarschuwingslampje branden totdat de veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.

Waarschuwingslampjes veiligheidsgordel achterpassagier

  • 2de zitrij: (1) Links, (2) Midden, (3) Rechts

Werkingsvoorwaarde(n)

Voor Europa, Australië en Nieuw-Zeeland

Veiligheidsgordel achterin (1), (3):

  • Wanneer het voertuig naar de stand POWER ON of DRIVE READY wordt gezet

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan brandt ongeveer 6 seconden.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid lager is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordels achterin blijft branden.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan brandt ongeveer 35 seconden.

    • De waarschuwingszoemer van de veiligheidsgordels achterin klinkt gedurende ongeveer 35 seconden.

      En dan blijft het waarschuwingslampje branden totdat de veiligheidsgordel wordt vastgemaakt.

Middelste veiligheidsgordel achter(2):

  • Wanneer het voertuig naar de stand POWER ON of DRIVE READY wordt gezet

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan brandt ongeveer 70 seconden.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid lager is dan ongeveer 20 km/u

    • Wanneer de auto in de stand POWER ON of DRIVE READY wordt gezet, brandt het waarschuwingslampje gedurende 6 seconden, ongeacht of de veiligheidsgordel is vastgemaakt.

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordels achterin brandt ongeveer 70 seconden en gaat dan uit.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan brandt ongeveer 35 seconden.

    • De waarschuwingszoemer van de veiligheidsgordels achterin klinkt gedurende ongeveer 35 seconden.

* Het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel van de passagiers achterin knippert niet wanneer het achterportier wordt geopend bij een snelheid van minder dan 10 km/u.

Behalve Europa, Australië en Nieuw-Zeeland
  • Wanneer het voertuig naar de stand POWER ON of DRIVE READY wordt gezet

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan brandt ongeveer 70 seconden.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid lager is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordels achterin brandt ongeveer 70 seconden.

  • Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt tijdens het rijden en de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/u

    • Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan brandt ongeveer 35 seconden.

    • De waarschuwingszoemer van de veiligheidsgordels achterin klinkt gedurende ongeveer 35 seconden.

* Het waarschuwingslampje veiligheidsgordel achteraan knippert niet wanneer het achterportier wordt geopend bij een snelheid van minder dan 10 km/u.

Conditie(s) die de werking kunnen belemmeren of verhinderen

  • Als het achterportier geopend of gesloten wordt en de rijsnelheid lager is dan 10 km/u

    • Het waarschuwingslampje en de waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordels zullen niet werken, ook al rijdt de auto sneller dan ongeveer 20 km/u

WAARSCHUWING

Niet in de juiste positie zitten heeft een negatief effect op het waarschuwingssysteem van de veiligheidsgordel van de voorpassagier. De bestuurder moet de passagier instrueren om correct te gaan zitten zoals dit is omschreven in deze handleiding.

OPMERKING
  • Ook als er geen passagier op de stoel zit, zal het waarschuwingslampje gedurende 6 seconden knipperen of branden.

  • Het waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordel van de voorpassagier kan worden geactiveerd wanneer er bagage op de stoel wordt geplaatst.

Veiligheidsgordel - driepuntssysteem met oprolmechanisme met noodvergrendeling

De veiligheidsgordel vastmaken/losmaken

Procedure

  • Steek het metalen lipje in de gesp.

  • Druk op de ontgrendelknop in het gordelslot.

OPMERKING
  • Wanneer de gesp in de gordelsluiting vergrendelt, hoort u een klik.

  1. Gordelsluiting voor rechter veiligheidsgordel achter

  2. Gordelsluiting voor middelste veiligheidsgordel achter (met het "CENTER"-merkteken)

  3. Gordelsluiting voor linker veiligheidsgordel achter

De hoogte van de schoudergordel verstellen

Procedure

  • Trek de hoogteverstelling omhoog (1).

  • Druk op de hoogte-instelknop (2) en druk de hoogte-insteller omlaag (3).

WAARSCHUWING
  • U moet het heupgedeelte van de veiligheidsgordel zo laag mogelijk over uw heupen dragen en niet over uw middel. Als u de gordel te hoog over uw middel draagt, neemt de kans op letsel bij een aanrijding toe. Draag de gordel niet onder of over uw beide armen. De gordel moet over de ene arm en onder de andere arm door lopen, zoals in de afbeelding aangegeven. Draag nooit de schoudergordel onder de arm door die zich het dichtst bij het portier bevindt.

  • Controleer voordat u de veiligheidsgordels van de achterstoelen vastmaakt dat u de juiste gordelsluiting gebruikt. Het geforceerd aanbrengen van de linker of rechter veiligheidsgordel in de middelste gordelsluiting kan resulteren in een onjuiste bevestiging die geen bescherming biedt bij ongevallen.

  • Na een aanrijding moet het gordelsysteem nagekeken worden om te verzekeren dat het normaal werkt. Vervang eventuele gordels die niet juist werken.

  • Controleer of het bovenste bevestigingspunt op de juiste hoogte is geblokkeerd. Laat het schoudergedeelte van de gordel nooit langs uw nek of over uw gezicht lopen.

LET OP
  • Klap de rugleuning van de linker achterstoel NIET neer wanneer de veiligheidsgordel van de middelste achterstoel is bevestigd. U moet de veiligheidsgordel van de middelste achterstoel ALTIJD LOSMAKEN voordat u de rugleuning van de linker achterstoel neerklapt. Als de veiligheidsgordel van de middelste achterstoel is bevestigd terwijl de rugleuning van de linker achterstoel wordt neergeklapt, dan kan dit resulteren in vervorming en beschadiging van het bovendeel van de achterstoel en de veiligheidsgordelbevestiging, waardoor de rugleuning in de neergeklapte stand komt vast te zitten.

  • Oefen geen overmatige krachten uit om de linker of rechter veiligheidsgordel in de gordelsluiting te klikken. Zorg dat de middelste veiligheidsgordel achter in de middelste gordelsluiting geklikt is. Anders kan de verkeerd vastgemaakte veiligheidsgordel geen bescherming bieden.

  • Als u de gesp uit de veiligheidsgordelgeleider trekt om de veiligheidsgordel aan te brengen, moet u dit voorzichtig doen zodat de veiligheidsgordelgeleider niet los kan komen van de lijst.

OPMERKING

Als het u niet lukt om de veiligheidsgordel uit de blokkeerautomaat te trekken, trek dan krachtig aan de gordel en laat deze vervolgens los. U kunt dan de gordel gemakkelijk uittrekken.

Gordelspanner veiligheidsgordel (indien van toepassing)

Uw auto is uitgerust met veiligheidsgordelspanners voor de bestuurder en de bijrijder en voor de passagiers achterin (behalve die in het midden).

Het gordelspannersysteem bestaat uit de volgende hoofdonderdelen.

  1. Waarschuwingslampje SRS-airbag

  2. Blokkeerautomaat met gordelspanner voor

  3. Airbagmodule

  4. Blokkeerautomaat met gordelspanner achter (indien van toepassing)

Werkingsvoorwaarde(n)

  • Als de auto abrupt stopt, of als de inzittende te snel voorover probeert te leunen, blokkeert de veiligheidsgordel.

  • Bij bepaalde frontale aanrijdingen zal de gordelspanner worden geactiveerd en zal deze de gordel strakker om het lichaam van de inzittende trekken.

  • Als de gordelspanner wordt geactiveerd en het systeem registreert dat de spankracht van de veiligheidsgordel van de bestuurder of de passagier te groot wordt, zorgt een spankrachtbegrenzer ervoor dat de gordel iets wordt gevierd.

WAARSCHUWING
  • Zorg er voor uw eigen veiligheid voor dat de gordelband niet los of gedraaid zit en neem altijd de juiste zithouding aan.

  • Voor een optimale werking van de gordelspanner:

    1. De veiligheidsgordel moet goed werken en goed afgesteld zijn. Lees a.u.b. de informatie en de voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheidssystemen in uw auto, waaronder veiligheidsgordels en airbags, in deze handleiding zorgvuldig door en volg de aanwijzingen op.

    2. Zorg ervoor dat u en uw passagiers de veiligheidsgordels te allen tijde op de juiste manier dragen.

  • Veiligheidsgordels met gordelspanners zijn ontworpen voor eenmalig gebruik. Nadat een gordelspanner is geactiveerd, moet deze worden vervangen. Alle veiligheidsgordels die tijdens een aanrijding in gebruik waren, moeten compleet worden vervangen.

  • De mechanismen van het gordelspannersamenstel worden heet tijdens de activatie. Raak de gordelspanners enkele minuten na activering niet aan.

  • Probeer niet zelf de gordelspanners te inspecteren of te vervangen. Laat het systeem nakijken door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Probeer op geen enkele manier het gordelspansysteem te onderhouden of te repareren.

  • Een onjuiste behandeling van de gordelspanners en het niet opvolgen van de waarschuwingen om de gordelspanners niet om te doen, te wijzigen, te inspecteren, te vervangen, te onderhouden of te repareren kan leiden tot onjuiste werking of onbedoelde activering en ernstig letsel.

  • Draag te allen tijde de veiligheidsgordel wanneer u in een auto rijdt of meerijdt.

  • Neem contact op met een professionele werkplaats als het voertuig of de gordelspanner moet worden verwijderd. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

  • Carrosseriewerkzaamheden aan de voorzijde van het voertuig kunnen het gordelspansysteem beschadigen. Laat het systeem daarom onderhouden door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

LET OP

Als de gordelspanner voor veiligheidsgordels niet goed werkt, gaat het waarschuwingslampje voor de SRS-airbag branden, ook al is er geen storing aan de SRS-airbag. Als het waarschuwingslampje van het SRS airbagsysteem niet gaat branden als het contact in de POWER ON- of DRIVE READY-stand wordt gezet, als het waarschuwingslampje niet dooft nadat het gedurende ongeveer 3-6 seconden heeft gebrand of als het waarschuwingslampje tijdens het rijden gaat branden, moet u het systeem zo snel mogelijk laten controleren door een professionele werkplaats. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.

OPMERKING
  • De gordelspanner wordt niet alleen geactiveerd bij een frontale aanrijding, maar ook bij een aanrijding van opzij, als de auto is uitgerust met een zijairbag of een gordijnairbag.

  • Wanneer de gordelspanners geactiveerd worden, kan een hard geluid hoorbaar zijn en kan fijn stof, dat op rook lijkt, zichtbaar zijn in de passagiersruimte. Dit is niet schadelijk en is normaal in deze situatie.

  • Het fijne stof is normaal gesproken onschadelijk, maar kan bij personen met een gevoelige huid irritatie veroorzaken. Tevens dient langdurig inademen van de stof vermeden te worden. Was de huid grondig na een ongeval waarbij de gordelspanners zijn geactiveerd.

  • Omdat de sensor die de SRS-airbag activeert in verbinding staat met de gordelspanner, zal het SRS-airbagwaarschuwingslampje op het instrumentenpaneel gedurende ongeveer 3~6 seconden gaan branden, nadat de EV-toets in de POWER ON- of DRIVE READY-stand is gezet. Daarna zou het lampje uit moeten gaan.