Veilig rijden met 4WD
Vóór het rijden
-
Zorg dat alle passagiers veiligheidsgordels dragen.
-
Ga rechtop en dichter tegen het stuurwiel zitten dan gewoonlijk. Zet het stuurwiel in een stand die u toelaat om comfortabel te rijden.
Op besneeuwd of bevroren wegdek rijden
-
Begin langzaam door het gaspedaal voorzichtig in te drukken
-
Gebruik winterbanden of sneeuwkettingen.
-
Bewaar een veilige afstand tussen uw auto en het voertuig voor u.
-
Met de regeneratieve remmen helpt het sturen op een aflopende helling. Het kan echter moeilijk zijn dat auto te besturen in vrijloop, vermijd daarom het gebruik van het derde niveau van het regeneratieve remsysteem.
-
Vermijd te snel rijden, snel optrekken, plotseling remmen en scherpe bochten om slippen te vermijden.
-
Het is moeilijk om de auto weer te starten als u stilstaat op een weg die omhoog loopt. Houd afstand van andere voertuigen en rijd langzaam.
Rijden in zand of modder
-
Handhaaf een lage, constante snelheid.
-
Gebruik desnoods kettingen om door modder te rijden.
-
Bewaar een veilige afstand tussen uw auto en het voertuig voor u.
-
Rijd minder hard en controleer altijd de toestand van het wegdek.
-
Vermijd te snel rijden, snel optrekken, plotseling remmen en scherpe bochten om te voorkomen dat u vast komt te zetten.
Bergopwaarts en -afwaarts rijden
-
Heuvelop rijden
-
Ga voor u wegrijdt na of het mogelijk is om heuvelop te rijden.
-
-
Bergafwaarts rijden
-
Rijd zo recht mogelijk.
-
Door water rijden
-
Probeer om niet door diep stilstaand water te rijden.
-
Als u door water moet rijden, stopt u het voertuig, zet het in multiterreinmodus en rijdt minder dan 8 km/u (5 mph).
-
Verander niet van versnelling als u door water rijdt.
Overige rijomstandigheden
-
Controleer de toestand van de weg voor u vertrekt.
-
Let altijd goed op als u op ongebaand terrein rijdt en vermijd gevaarlijke gebieden.
-
Rijd traag in hevige wind.
-
Vertraag in bochten. Het zwaartepunt van 4WD-voertuigen ligt hoger dan dat van conventionele 2WD-voertuigen, waardoor ze makkelijker kunnen omrollen als bochten te snel worden genomen.
-
Houd het stuurwiel altijd stevig vast wanneer u op onverhard terrein rijdt.

-
Als het 4WD -waarschuwingslampje (
) op het instrumentenpaneel blijft branden, is er mogelijk sprake van een storing in het 4WD-systeem. Wanneer het 4WD-waarschuwingslampje (
) oplicht, moet u uw auto door een professionele werkplaats laten nakijken. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.
-
Rijd niet met de auto in omstandigheden waarvoor hij niet is ontworpen, zoals zware offroad omstandigheden.
-
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
-
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen van rijstrook of bij het nemen van snelle, scherpe bochten.
-
Het risico dat de auto over de kop slaat wanneer u de controle over het stuur verliest, is veel groter bij hogere snelheden.
-
Vaak verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee of meer wielen van de weg raken en de bestuurder het stuur omgooit om de auto weer de weg op te sturen.
-
Als uw auto van de weg raakt, stuur dan niet abrupt terug. Minder in plaats daarvan snelheid voordat u de auto terug de weg op stuurt.
-
Wees zeer voorzichtig als u steile hellingen op- en afrijdt. Afhankelijk van de hellingsgraad, de ondergrond en water/modder kan het voertuig kantelen.
-
Grijp het stuurwiel niet vast bij de spaken wanneer u op onverhard terrein rijdt. U kunt uw arm bezeren bij een plotselinge stuurbeweging of door de terugslag van het stuurwiel als gevolg van schokken door voorwerpen op de grond. U kunt de controle over het stuur verliezen, wat tot ernstig letsel of overlijden kan leiden.

Rijd altijd traag in water. Als u te snel rijdt, kan er water in de motorruimte terechtkomen, waardoor uw voertuig plotseling stil valt.

-
Rijd niet door water dat hoger staat dan de onderkant van het voertuig.
-
Controleer de werking van de remmen nadat u door modder of water bent gereden. Trap het rempedaal enkele malen in terwijl u traag rijdt totdat u voelt dat de remmen weer normaal werken.
-
Verkort uw geplande onderhoudsinterval als u op onverhard terrein rijdt, bijvoorbeeld in zand, modder of water (zie Meer details.)
-
Zorg ervoor dat het 4WD-voertuig wordt gesleept door een oprijwagen.
-
4WD-voertuigen kunnen de aangrijpingsstatus van de motor veranderen naargelang de situatie vereist. De automatische regeling van de rijmodus (2WD/4WD) zorgt voor zuiniger energieverbruik en rijstabiliteit.
-
Plaats antislipmateriaal onder de aangedreven wielen voor extra tractie als de auto vast is komen te zitten in sneeuw, zand of modder OF laat de wielen langzaam voor- en achteruit doorslippen om de auto heen en weer te schommelen om los te komen.
-
Wanneer u sneeuwkettingen aanbrengt, bevestig deze dan rond de twee achterwielen. Rijd in dat geval minder dan 30 km/u (20 mph) en houd de rijafstand zo kort mogelijk. Rijden op hoge snelheid of langdurig rijden terwijl sneeuwkettingen zijn aangebracht, kan storingen of schade aan de vierwielaandrijving veroorzaken.
-
Als sneeuwkettingen moeten worden gebruikt, gebruik dan stoffen sneeuwkettingen en neem bij het monteren hiervan de gebruiksaanwijzing in acht. Voor meer informatie over winterbanden en sneeuwkettingen, zie Meer details.