Zoek enkel op titel
Home > Kenmerken van uw auto > Sleutels > Antidiefstalsysteem

Antidiefstalsysteem

Het antidiefstalsysteem is ontworpen om inbraak in de auto te voorkomen.

Op auto’s die zijn uitgerust met een antidiefstalsysteem is een sticker aangebracht met de volgende tekst:

  1. WAARSCHUWING

  2. VEILIGHEIDSSYSTEEM

Het systeem heeft drie standen:

  • Alarm ingeschakeld

  • Antidiefstalalarm geactiveerd

  • Antidiefstalalarm uitgeschakeld

Als het systeem wordt geactiveerd, klinkt er een alarm en knipperen de alarmknipperlichten.

LET OP

Probeer niet om dit systeem te wijzigen of er andere apparaten aan toe te voegen.

Alarm ingeschakeld

Het antidiefstalsysteem wordt ingeschakeld 30 seconden na het vergrendelen van de portieren met de schakelaar op de buitenportiergreep of met de vergrendeltoets op de sleutel.

Met de smart key

Parkeer de auto en zet de motor uit. Schakel het alarm in zoals hieronder is beschreven.

  1. Zet de motor uit.

  2. Controleer of alle portieren, de motorkap en de achterklep goed gesloten zijn.

  3. Voer een van de volgende handelingen uit:

    • Vergrendel de portieren door de toets van de portiergreep aan de buitenzijde van het voorportier in te drukken met de Smart Key in uw bezit. Na het voltooien van bovenstaande stappen knipperen de alarmknipperlichten eenmaal om aan te geven dat het alarm is ingeschakeld. Als er nog een portier geopend is, zullen de portieren niet vergrendelen en klinkt de zoemer gedurende 3 seconden. Sluit het portier en probeer nogmaals de portieren te vergrendelen. Als de achterklep of de motorkap open is, werken de alarmknipperlichten niet en schakelt het antidiefstalsysteem niet in. Als hierna de achterklep en de motorkap zijn gesloten, knipperen de alarmknipperlichten eenmaal.

    • Vergrendel de portieren door de toets van de portiergreep aan de buitenzijde van het voorportier in te drukken met de Smart Key in uw bezit. Na het voltooien van bovenstaande stappen knipperen de alarmknipperlichten eenmaal om aan te geven dat het alarm is ingeschakeld. Als er nog een portier geopend is, zullen de portieren niet vergrendelen en klinkt de zoemer gedurende 3 seconden. Sluit het portier en probeer nogmaals de portieren te vergrendelen. Als de achterklep of de motorkap open is, werken de alarmknipperlichten niet en schakelt het antidiefstalsysteem niet in. Als hierna de achterklep en de motorkap zijn gesloten, knipperen de alarmknipperlichten eenmaal.

    • Vergrendel de portieren door op de vergrendeltoets van de Smart Key te drukken. Na het voltooien van bovenstaande stappen knipperen de alarmknipperlichten eenmaal om aan te geven dat het alarm is ingeschakeld. Als een portier (en de achterklep) of de motorkap open is, werken de alarmknipperlichten niet en schakelt het antidiefstalsysteem niet in. Als hierna alle portieren (en de achterklep) en de motorkap zijn gesloten, knipperen de alarmknipperlichten eenmaal.

Met de afstandsbediening

Parkeer de auto en zet de motor uit. Schakel het alarm in zoals hieronder is beschreven.

  1. Zet de motor uit en verwijder de contactsleutel uit het contactslot.

  2. Controleer of alle portieren (en de achterklep) en de motorkap goed zijn gesloten.

  3. Vergrendel de portieren door op de vergrendeltoets van de afstandsbediening te drukken. Na het voltooien van bovenstaande stappen knipperen de alarmknipperlichten eenmaal om aan te geven dat het alarm is ingeschakeld. Als een portier (en de achterklep) of de motorkap open is, werken de alarmknipperlichten niet en schakelt het antidiefstalsysteem niet in. Als hierna alle portieren (en de achterklep) en de motorkap zijn gesloten, knipperen de alarmknipperlichten eenmaal.

Antidiefstalalarm uitgeschakeld

Het systeem wordt in de volgende gevallen uitgeschakeld:

Afstandsbediening
  • De ontgrendeltoets wordt ingedrukt.

  • De motor wordt gestart.

  • De auto staat gedurende 30 seconden of langer in stand ON.

Smart Key
  • De ontgrendeltoets wordt ingedrukt.

  • U drukt de toets van een voorportier in terwijl u de Smart Key bij u hebt.

  • De motor wordt gestart.

Nadat de portieren zijn ontgrendeld, knipperen de alarmknipperlichten tweemaal om aan te geven dat het alarm is uitgeschakeld.

Als er op de ontgrendeltoets wordt gedrukt en er binnen 30 seconden geen portier (of achterklep) wordt geopend, wordt het alarm weer ingeschakeld.

OPMERKING

Auto’s zonder startblokkeersysteem

  • Probeer de motor niet te starten als het alarm is ingeschakeld. De startmotor wordt uitgeschakeld als het alarm is geactiveerd.

    Steek, als het alarm niet met de afstandsbediening is uitgeschakeld, de contactsleutel in het contact, zet het contact in stand ON en wacht 30 seconden. Daarna wordt het alarm uitgeschakeld.