Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Standen contactslot > De motor starten

De motor starten

WAARSCHUWING
  • Draag tijdens het rijden altijd geschikte schoenen. Ongeschikte schoenen (hoge hakken, skischoenen, enz.) kunnen het bedienen van het rempedaal en het gaspedaal bemoeilijken.

  • Houd het gaspedaal niet ingedrukt wanneer u de auto start. De auto kan in beweging komen en een ongeluk veroorzaken.

  • Wacht tot het toerental van de motor normaal is. Als het toerental te hoog is, kan het voertuig plotseling bewegen als het rempedaal wordt losgelaten.

OPMERKING

Kickdown (indien van toepassing)

Als het gaspedaal van uw auto is voorzien van een kickdown, voorkomt dit dat u ongewild vol gas rijdt, door ervoor te zorgen dat de bestuurder meer kracht moet leveren om het gaspedaal in te trappen. Als het gaspedaal echter meer dan 82% wordt ingetrapt kan er volgas worden gereden en is het gaspedaal gemakkelijker in te trappen. Dat is normaal en wijst niet op een storing.

LET OP

U kunt de motor ook starten wanneer de transmissie in stand N (Neutraal) staat, maar start hem voor de veiligheid alleen wanneer de transmissie in stand P (Parkeren) staat.

De motor starten

  1. Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.

  2. Zorg dat de transmissie naar stand P (Parkeren) is geschakeld. Trap het rempedaal volledig in.

  3. Draai de contactsleutel in stand START en houd de sleutel in deze stand totdat de motor aanslaat (maximaal 10 seconden). Laat de sleutel vervolgens los.

    De motor moet gestart worden zonder het gaspedaal in te trappen.

  4. Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem stationair te laten draaien. Ga rijden met gematigde motortoerentallen. (Vermijd krachtig accelereren en decelereren.)

Een motor met turbo/intercooler starten en uitzetten

  1. Voer het toerental van de motor niet te hoog op en accelereer niet direct na het starten van de motor.

    Laat een koude motor enkele seconden stationair draaien om ervoor te zorgen dat de turbocompressor voldoende smering krijgt.

  2. Laat na het rijden met hoge snelheid of een lange rit met een zware motorbelasting de motor voor het afzetten ongeveer 1 minuut stationair draaien.

    Door de motor stationair te laten draaien zal de turbo afkoelen voordat de motor wordt afgezet.

LET OP

Zet de motor nooit direct af nadat hij zwaar belast is geweest. Dit kan ernstige schade veroorzaken aan de motor of de turbocompressor.

LET OP

Probeer niet de transmissie in stand P (parkeren) te zetten wanneer de motor tijdens het rijden afslaat. Als het veilig is met het oog op het overige verkeer, kunt u de transmissie tijdens het rijden in stand N (neutraal) zetten en kunt u de motor opnieuw proberen te starten door het contact in stand START te draaien.

LET OP
  • Laat de startmotor niet langer dan 10 seconden achter elkaar draaien. Wacht als de motor afslaat of niet aanslaat 5 tot 10 seconden alvorens de startmotor opnieuw in te schakelen. Bij verkeerd gebruik kan de startmotor beschadigd raken.

  • Draai de contactsleutel niet in stand START wanneer de motor loopt. Hierdoor kan de startmotor beschadigd raken.