Zoek enkel op titel
Home > Met uw auto rijden > Vóór het rijden

Vóór het rijden

Voordat u in de auto stapt, moet u het voertuig en zijn omgeving controleren. Nadat u in de auto bent gestapt, moet u een aantal zaken controleren voordat u gaat rijden.

Vóór het instappen

  • Zorg ervoor dat alle ruiten, buitenspiegel(s) en lampen schoon zijn.

  • Controleer de toestand van de banden.

  • Controleer of er geen sporen van lekkage onder de auto te zien zijn.

  • Controleer of er zich geen obstakels achter de auto bevinden wanneer u achteruit wilt rijden.

Noodzakelijke controles

De volgende vloeistofpeilen dienen regelmatig, afhankelijk van het gebruikte interval, gecontroleerd te worden: motorolie, koelvloeistof, remvloeistof en ruitensproeiervloeistof. Nadere informatie vindt u in Meer details.

WAARSCHUWING

Afgeleid rijden

Concentreer u op de weg tijdens het rijden. De belangrijkste verantwoordelijkheid van de bestuurder is het veilig en in overeenstemming met de wettelijke regels besturen van het voertuig. Elk gebruik van draagbare apparatuur, andere apparaten of voertuigsystemen die de ogen, aandacht en concentratie van de bestuurder van het veilig besturen van een voertuig afleiden, zijn bij wet verboden. U mag deze nooit gebruiken terwijl u het voertuig bestuurt.

Vóór het starten

  • Sluit alle portieren.

  • Verstel de stoel zodanig dat u alle bedieningsorganen gemakkelijk kunt bereiken.

  • Maak uw veiligheidsgordel vast.

  • Stel de binnen- en buitenspiegels af.

  • Controleer of alle verlichting werkt.

  • Controleer alle instrumenten.

  • Controleer of alle waarschuwingslampjes werken als de toets ENGINE START/STOP (motor starten/stoppen) in de stand ON staat.

  • Ontgrendel de parkeerrem en controleer dat het waarschuwingslampje van het remsysteem niet brandt.

Voor een veilig gebruik is het noodzakelijk dat u volledig vertrouwd bent met uw auto en de bedieningsorganen.

WAARSCHUWING

Wanneer u de auto met draaiende motor wilt parkeren of stilzetten, zorg er dan voor dat u het gaspedaal niet gedurende langere tijd ingetrapt houdt. De motor of het uitlaatsysteem kan anders oververhit raken waardoor brand kan ontstaan.

WAARSCHUWING

Controleer de omgeving

Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid van personen, in het bijzonder kinderen, voordat u de transmissie in stand D (rijden) of R (achteruit) zet.

WAARSCHUWING

Losliggende voorwerpen

Zorg dat voorwerpen in uw auto veilig zijn opgeborgen. Wanneer u plotseling remt of het stuurwiel snel draait, kunnen losse voorwerpen op de vloer terechtkomen en de bediening van de pedalen hinderen, met een aanrijding tot gevolg.

WAARSCHUWING

Rijden onder invloed

Rijd niet wanneer u onder invloed bent van alcohol, drugs of andere middelen die uw vaardigheden beperken. Rijden onder invloed is gevaarlijk. Zelfs een geringe hoeveelheid alcohol zal het reactie-, waarnemings- en beoordelingsvermogen verminderen.

Rijden onder invloed van drugs of andere middelen die uw vaardigheden beperken, is minstens even gevaarlijk als rijden onder invloed van alcohol.

WAARSCHUWING

Geschikt schoeisel

Draag tijdens het rijden altijd geschikte schoenen. Ongeschikte schoenen (hoge hakken, skischoenen, sandalen, enz.) kunnen het bedienen van het rempedaal en het gaspedaal bemoeilijken.